. De flora van Nederland. Plants. Erysirnum crepidifolium. Fig. 321. Erysimum ochroleucum Fig. 322. E. crepidifolium ') Rchb. Vaste steenraket (fig. 321). Uit den penwortel komen 1 of meer rechtopstaande, meest sterk vertakte, los bebladerde stengels, die iets hoekig zijn en door aangedrukte haren min of meer grijsachtig, evenals ook de bladen. De bladen zijn smalier of breeder lancetvormig, bochtig of verwijderd getand of gaaf- randig, aan den top teruggebogen; de onderste, die in een vv'ortelroset staan, zijn stomp, kortgesteeld, de hoogere spits, zittend (de vvortelbladen zijn aan bloeiende


. De flora van Nederland. Plants. Erysirnum crepidifolium. Fig. 321. Erysimum ochroleucum Fig. 322. E. crepidifolium ') Rchb. Vaste steenraket (fig. 321). Uit den penwortel komen 1 of meer rechtopstaande, meest sterk vertakte, los bebladerde stengels, die iets hoekig zijn en door aangedrukte haren min of meer grijsachtig, evenals ook de bladen. De bladen zijn smalier of breeder lancetvormig, bochtig of verwijderd getand of gaaf- randig, aan den top teruggebogen; de onderste, die in een vv'ortelroset staan, zijn stomp, kortgesteeld, de hoogere spits, zittend (de vvortelbladen zijn aan bloeienden stengel meest verdord). De bloemen zitten in eindelingsche trossen, zijn zvvavelgeel en groot. De bloemstelen zijn zeer kort (';2 a '/r> maal zoo lang als de kelk). De vruchttros is lang- gerekt. De hauwen zijn samengedrukt, stomp vier- kant, iets grijs, stijf, op dunnere stelen opstijgend. 3-6 dM. ^10. Mei, Juni. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Zuid-Oost Europa voor en is bij ons alleen waargenomen bij een graanpakhuis te Apel- doorn (1897). Nog vermeldt de Pro- domus Florae Batavae E. ochroleucum') D. C. de geelwitte steen- raket (fig. 322), die thuis behoort op rotsen, vooral in Spanje en misschien op een vlasland bij Rijnsburg is gevonden en E. suffruticósum Spr. â ) de houtige steenraket, die aan w'egkanten voorkomt en bij Zutphen is aangetroffen. Bij E. ochroleucum komen uit den wortelstok meest vele kantige stengels, die zich meestal tot liggende stammetjes verlengen. De bladen zijn lancetvormig, worden naar boven breeder of lijn-lancetvormig, gaafrandig of verwijderd getand, stomp, door enkel- voudige of vertakte haren eenigszins ruw, de onderste langgesteeld. De bloemen staan in eindelingsche trossen, zijn bleekgeel, groot en welriekend. De bloemsteeltjes zijn Va a '!* maal zoo lang als de kelk. De vruchttros is kort, met uitstaande stelen. De hauvVen zijn samengedrukt, vierkant, dik, knobbelig, met vrij langen snavel, uitstaand. De zaden


Size: 1439px × 1736px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants