. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 1 7. — CYPERACEAE. — 385. Carex divulsa Fig. 298. rechtopstaand, korter, meest niet langer dan 4 mM, bijna gevleugeld, ook aan den voet dun- vliczig, alleen aan den voet zwak generfd. De vrucht (fig. 298~) is elliptisch, bleek en vult het urntje niet op. ^. 1,5- 8 dM. Juni—Augustus. Deze soort wordt wel als een variëteit van C. nuiricata beschouwd. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in het grootste deel van Europa in bosschen, doch zelden op heiden en in weiden voor. Zij is bij ons op enkele plaat- sen in Zuid-Limburg en verder bij Mook


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 1 7. — CYPERACEAE. — 385. Carex divulsa Fig. 298. rechtopstaand, korter, meest niet langer dan 4 mM, bijna gevleugeld, ook aan den voet dun- vliczig, alleen aan den voet zwak generfd. De vrucht (fig. 298~) is elliptisch, bleek en vult het urntje niet op. ^. 1,5- 8 dM. Juni—Augustus. Deze soort wordt wel als een variëteit van C. nuiricata beschouwd. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in het grootste deel van Europa in bosschen, doch zelden op heiden en in weiden voor. Zij is bij ons op enkele plaat- sen in Zuid-Limburg en verder bij Mook, Leiden en Amster- dam gevonden. C. paradóxa ') Wllld. Zeldzame zegge (fig. 299). Deze plant is kaal en vormt min of meer groote, half bolronde of bolronde bulten in het veen. Zij is meest geel-, zelden grijsgroen. De stengel is driekantig met platte vlak- ken, vrij dun, vrij ruw, vaak min of meer slap, alleen beneden bebladerd. De onderste bladen hebben zwartbruine schceden, die door de vezelige, zwarte overblijfsels van bladen van het vorig jaar zijn omgeven en hebben een smalle, zeer scherp ruwe, iets stijve bladschijf. Zij zijn even lang als of korter dan de stengel. De bloeiwijze is pluimvormig, meest verlengd, 4-8 cM lang, vrij onregelmatig gelobd, .meest dicht, vrij vaak afge- broken, met rechtopstaande aartjes. Deze zijn aan den top mannelijk. De onderste schutbladen hebben geen bladachti- gen top. De kafjes (fig. 299) zijn langwerpig-eirond, toege- spitst, roodbruin, met een smallen, aan de bovenste vaak ontbrekenden, vliezigen, witten rand en zijn even lang als de urntjes. Deze (fig. 299) zijn rechtopstaand, aan weerszijden gewelfd, scherprandig, rondachtig-eirond, meest nauwelijks 3 mM lang (met den 2-tandigen, aan den rand ruwen snavel er bij), glanzend, lichtbruin tot bruin, 9-11-nervig, zeer hard. De vrucht is rondachtig, vrij licht. ^. 3-6 dM. Mei, Juni. Deze soort komt ook zuiver mannelijk voor. Ze gelijkt dan eens meer op C. paniculata, dan weer meer o


Size: 1397px × 1787px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants