. De flora van Nederland. Plants. 308 RUBIACEAE. — FAMILIE Galium palustre Fig. 380. meen, het meest op diluvialen zandgrond en in de duinen, weinig echter op rivierklei, op andere gronden nog al. G. palustre ") L. Moeraswalstroo (fig. 380). Deze plant is onbehaard. Zij heeft een dunnen wortelstok, waaruit zwakke, liggende of opstijgende, uitgespreid vertakte stengels komen. Deze zijn op de kanten vaak ruw door naar beneden gerichte stekelharen. De bladen staan meest in kransen van 4(-6), zijn lijnvormig-langwerpig, stomp, eennervig, naar voren breeder, vaak aan den rand ruw door ru


. De flora van Nederland. Plants. 308 RUBIACEAE. — FAMILIE Galium palustre Fig. 380. meen, het meest op diluvialen zandgrond en in de duinen, weinig echter op rivierklei, op andere gronden nog al. G. palustre ") L. Moeraswalstroo (fig. 380). Deze plant is onbehaard. Zij heeft een dunnen wortelstok, waaruit zwakke, liggende of opstijgende, uitgespreid vertakte stengels komen. Deze zijn op de kanten vaak ruw door naar beneden gerichte stekelharen. De bladen staan meest in kransen van 4(-6), zijn lijnvormig-langwerpig, stomp, eennervig, naar voren breeder, vaak aan den rand ruw door rugwaarts gerichte stekels. De bloemen zijn wit en staan in okselstandige bijschermen, die een verlengde, wijd uitstaande pluim vormen. De bloemkroonslippen zijn eirond, stomp, met 3 aderen. De helmknopjes zijn pur- perkleurig. De vrucht (fig. 380) is zeer fijn- korrelig ruw, klein, zwartachtig, glad. De vrucht- stelen zijn na den bloei recht, horizontaal af- staand of teruggeslagen, langer dan de vruchtjes. 15-60 cM. 4. Mei—September. De plant wordt bij het drogen meest zwart. Bij zeer krachtige exemplaren staan de bladen aan den hoofdstengel wel in kransen van 5 en 6, maar aan de takken steeds van 4. Zulke exem- plaren kunnen dan wel verwisseld worden met G. uliginosum, maar hebben steeds stompe bladen en bijna gladde vruchten. De variëteit ,5. elongdtam'-) Presl. (G. elongatum Presl.) heeft een opgerichten, slanken, aan de kanten zwak doorschijnend gevleugelden stengel met ten slotte rechtopstaande, niet teruggebogen takken en gerimpelde vruchten. Biologische bijzonderheden. Merkwaardig en nog niet verklaard is het verschijnsel, dat de bladen bij G. palustre, die een hygrophyt is, smaller zijn dan bij de meeste andere soorten, die mesophyten zijn. De inrichting der bloem met het oog op de bestuiving is als bij G. Mollugo. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa langs slooten en op vochtige plaatsen voor. Bij ons is zij algemeen vooral op rivier


Size: 1457px × 1715px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants