. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . minfle is wel der moeiten waardt,Om daar met yver naar te llreeven,Een aardtfche naam vergaat met daardt,Maar daar blyft de eernaam eeuwig leven. Lucas Cap. xii. vers 16 tot 21. Ende hy zeidetot haar een gelykenijje, endefprak, Eens rykenvienjches landt hadde w^/ gedraagen: Ende hy overleide by hem zelve^ zeggende^ Watzal ik doen ? JVant ik en hebbe niet, Viaar inik myne vruchten zal verzamelen. Ende hy zeide , Dit zal ik doen : Ik zal mynefchiiuren afbreken ende grooter bouwen , endezal aldaar verzajnelen alle dit myn gewas ^ende deze my
. Stichtelyke zinnebeelden, en Bybel-stoffen . minfle is wel der moeiten waardt,Om daar met yver naar te llreeven,Een aardtfche naam vergaat met daardt,Maar daar blyft de eernaam eeuwig leven. Lucas Cap. xii. vers 16 tot 21. Ende hy zeidetot haar een gelykenijje, endefprak, Eens rykenvienjches landt hadde w^/ gedraagen: Ende hy overleide by hem zelve^ zeggende^ Watzal ik doen ? JVant ik en hebbe niet, Viaar inik myne vruchten zal verzamelen. Ende hy zeide , Dit zal ik doen : Ik zal mynefchiiuren afbreken ende grooter bouwen , endezal aldaar verzajnelen alle dit myn gewas ^ende deze myne goederen: Ende ik zal tot myne ziele zeggen , Ziele , gyhebt veel goederen , die opgelegt zyn voorveele jaaren , tieemt rujle, eet , drinkt, zytvroolyL Maar Godt zeide tot hem , Cy dwaas in dezennacht zal men uive ziek van u af-eijjchen:ende het geene gy bereidt hebt , wiens zalhet zyn ? AIzoo (is t 7?iet dien) die hem zeken fchattenvergadert, ende niet ryk en is in Gode, I XXXIIL Ï30 S T I C H T E L Y K EX X X I I I Timoth. Cap. vi. vers 9. Dogh die ryk ^.vil-len worden, vallen in verzoekingen ende {in) denJlrik , ende (in) veele dwaaze ende fchadelykebcgeerlykheden, welken de inenfchen doen verzin-ken in verderf en ondergang. w anneer een Mug, het kaarslicht zier,Zy ruit, nogh vergenoegt zich niet, Voor Z I N N E-B E E L D E N. 131 Voor dat ze is in de vlam gevloogen: De vreiigdt verandert in ellendt, En zy die t vüur niet heeft gekent, Vindt zich, in haar vermaak bedroogen. ó Kleene Mug, gy wyfl ons aan, Het padt dat veele dwaazen gaan, Die met hun ftaat niet zyn te vreden; Begeerte een fnoode ziels-harpy, (Ach kon men haar niet van naby) Doet meenig op den dwaahveg treden. Hadt zy de harten niet geraakt, Van t eerfle Paar, t hadt nooit gefmaakt, Dien beet, die bron van alle plaagen. Gehazi hadt zy niet befmet Met Lazary, nogh aangezet Om iets aan Naman af te vraagen. De tweede Vorfl van Israël, Hadt zig aan moordt, nogh overfpel Bezondigt, no
Size: 1711px × 1461px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1700, bookdecade1740, booksubjectemblems, bookyear1740