. De flora van Nederland. Plants. 18 â CUPULIFERAE. â FAMILIE 22. worden, de geslachtelijke generatie met het toevoegsel G, de ongeslachte- lijke met O er achter. Merkwaardig is het nog, dat vele soorten, waarbij alleen een onge- slachtelijke vorm voorkomt, totnogtoe niet anders dan op den eik zijn waargenomen, terwijl die vormen, welke alleen een geslachtelijke generatie hebben, juist nooit op den eik zijn aangetroffen. De vormen met geslach- telijke en ongeslachtelijke generatie leven waarschijnlijk alle op den eikeboom. Hieronder zullen eenige der meest bekende vormen genoemd worden, doch z
. De flora van Nederland. Plants. 18 â CUPULIFERAE. â FAMILIE 22. worden, de geslachtelijke generatie met het toevoegsel G, de ongeslachte- lijke met O er achter. Merkwaardig is het nog, dat vele soorten, waarbij alleen een onge- slachtelijke vorm voorkomt, totnogtoe niet anders dan op den eik zijn waargenomen, terwijl die vormen, welke alleen een geslachtelijke generatie hebben, juist nooit op den eik zijn aangetroffen. De vormen met geslach- telijke en ongeslachtelijke generatie leven waarschijnlijk alle op den eikeboom. Hieronder zullen eenige der meest bekende vormen genoemd worden, doch zij, die zich met het determineeren der gallen (zoocecidiën) wenschen bezig te houden, zij het werkje van Dr. D. H. R. von Schlechtendal, Die Gallbildungen (Zoocecidiën) der deutschen Gefasspflanzen, aanbevolen. Gallen. De meest bekende gal is wel die van Dryophanta folii {Wg. 13a), de bolronde, bleekgroene, vaak roodachtige, gladde of geknobbelde gal van 1-2 cM mid- dellijn aan de onderzijde der eikenbladen op de zijnerven. Deze gal heeft inwendig een kamer, waarin de larve leeft. De wesp over- wintert in de gal op de afgevallen bladen of vliegt uit tusschen September en December. Dit is de ongeslachtelijke generatie, die in adventiefknoppen aan den stam van oude eiken eieren legt, en daaruit ontstaat de zomervorm Dryophanta Taschenbergi (G), die f^'ë- 13. kleine, eerst roode, later violette, kort fluweel- ph''aSm;rêSo'n11rentns%"NS achtig behaarde gallen van 2-3 mM grootte terus numismaiis; (i N ; (Jogt ontstaan, waaruit in Mei de wespen te e Andrictis globuli; Æ A. solitanus; ' â g Dryophanta divisa; /; D. disticha. VOOrSChijU komCU. Dc wijfjeS Vau dcZC leggen na de paring de eieren aan de nerven van de ondervlakte der jonge eikenbladen enz. Kleiner, hoogstens van 10 mM middellijn, bleeker, harder en vaak met" roode strepen is de gal van Dryophanta longiventris (fig. 13ö), waaruit ook in November of December de ongeslachtelijke generat
Size: 1543px × 1618px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants