. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. Bruchidae. 523 evenals a:in ilc ovcriye liet ware iipgclila/.cn 1) tarscn, meestal de zijden reikciul. Acluerpoüten langer en kraclitiger ontwikkeld dan de voor- en niiddelpooten, met lanire tarsen, waarvan het eerste lid zeer lang en evenals het tweede smal, liet derde daarentegen , tliiidcliik tweelobhig is. Achterdijen vooral sterk verdikt, soms als met 'een diiidelijken tand, bij nitzondering daarachter met enkele biikomende tandjes; soms is de tand zeer klein, of nanwelijks z


. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. Bruchidae. 523 evenals a:in ilc ovcriye liet ware iipgclila/.cn 1) tarscn, meestal de zijden reikciul. Acluerpoüten langer en kraclitiger ontwikkeld dan de voor- en niiddelpooten, met lanire tarsen, waarvan het eerste lid zeer lang en evenals het tweede smal, liet derde daarentegen , tliiidcliik tweelobhig is. Achterdijen vooral sterk verdikt, soms als met 'een diiidelijken tand, bij nitzondering daarachter met enkele biikomende tandjes; soms is de tand zeer klein, of nanwelijks zichtbaar ol' ontbreekt geheel. Achterschenen met een enkel, onbewegelijk, tandvormig nitsteekscl, bij S pe r m opli agn s met twee bewegelijke eindsporen. .\lle tarsen ^i-ledig. Eindlid der tarsen met twee getande of gespleten (R h a e b n s) klanwen. — De vleugels zijn over't algemeen als bij de C n re u I ioni da e gevormd ; zij ver- toonen eeiie grootc armoede aan dwarsverbindingen, een grootcn eenvoud in het bijader-systeem der vcna interno-media en hebben liet gewricht vóór het "midden. — De soorten zijn zwart, bruin of roodachtig, gelijkmatig of vlekkig behaard; de soorten van het, niet in ons gebicdvoorkomende, gemis Rli ae bii s groen-metallisch, waardoor dit laatste, ook door de zeer verdikte achterdijeii, iets aan sommige tropische Cli ry soin e I i den (Sagra) herinnert. Zij leven grootendecis op verschillende Pa pi I ion ace eë n, som- migen ook wel op enkele andere bloeiende planten. Het zijn /''/^'tt^mi/iW liX "^ vliTgge kevertjes, die snel opvliegen en gevangen spartelende be- (0^ ^^^WW ^ wegingen maken. — De larven ontwikkelen zich in de zaden van peulvnichten (o. a. van erwten- en boonen-soorten), waardoor het kiemvermogen, hoewel niet altijd, toch meestal verstoord wordt. De kevers welke vóór den winter ontwikkeld zijn, overwinteren in de zaden; hunne aanwezigheid verraadt zich door eeiie opening of eene zwarte plek. Het beste vcrdelgings


Size: 1161px × 2152px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1890, booksubjectbeetles, bookyear1898