. De flora van Nederland. Plants. Aristolochia Clematltia Fi)^. 847. Dc bladen zijn ^root (6-lü cM breed), lan^'j^estceld met een steel, die half zoo lang is als de schijf. Zij zijn verder rondachtig tot eirond, stomp, zwak iiitgerand, door een diepe afgeronde bocht hartvormig, aan den rand ruw door kleine tandjes , beneden blauwgroen. De bloemen zijn vrij groot, kortgcsteeld en staan in okselstandige, armbloemige, schermachtige bij- schermen (schijnbaar in halve kransen) en hebben aan den voet van den steel een klein schutblaadje. Het bloemdek is lichtgeel. De buis is beneden bolrond, verdero


. De flora van Nederland. Plants. Aristolochia Clematltia Fi)^. 847. Dc bladen zijn ^root (6-lü cM breed), lan^'j^estceld met een steel, die half zoo lang is als de schijf. Zij zijn verder rondachtig tot eirond, stomp, zwak iiitgerand, door een diepe afgeronde bocht hartvormig, aan den rand ruw door kleine tandjes , beneden blauwgroen. De bloemen zijn vrij groot, kortgcsteeld en staan in okselstandige, armbloemige, schermachtige bij- schermen (schijnbaar in halve kransen) en hebben aan den voet van den steel een klein schutblaadje. Het bloemdek is lichtgeel. De buis is beneden bolrond, verderop buisvormig met een eenlippigen zoom. hl de bolronde verwijding bevinden zich de stijl, de stempel en de meeldraden. De stijl is kort, vleezig en heeft boven een ring met 6 karteltandjes. Er zijn 6 stempellobben , die boven de insnijdingen van den ring zitten. De 6 helm- knopjes zitten tegen den stijl onder de slippen van den ring vastgegroeid. De vrucht is bijna bolrond, lederachtig, beneden toegespitst, omstreeks zoo groot als een walnoot en is verder 6-hokkig, hangend en springt van den top af met 6 kleppen open (tig. 847, 848). De zaden zitten in ieder hokje in een rij, zijn vlak, driehoekig, kastanjebruin. De zaden smaken bitter. 2|. 6-9 dM. Mei, Juni. De plant heeft een eenigszins ooftachtigen geur en is wat vergiftig. Biologische bijzonderheden (fig. 849). De eerst rechtop- staande bloemen worden door muggen (Ceratopogon, Chiro- nimus, vooral C. pennicornis) bezocht. Deze komen op het lipvormige deel aanvliegen en kruipen dan in de buis naar binnen. Daarin staan haren, die langer zijn dan de halve wijdte der bloemdekbuis, doch deze staan zoo, dat zij het naar binnen gaan niet beletten, maar voorloopig wel het teruggaan. Zij komen dus in het onderste deel van het bloemdek, waarin zij zich vrij kunnen bewegen. De bloemen zijn proterogynisch, dus de stempelvlakte is al geschikt om stuifmeel op te nemen, als de mugjes naar binnen komen en als deze reeds uit een andere bloe


Size: 1708px × 1463px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants