. De flora van Nederland. Plants. Fig. 16. Gallen van Andricus fecundatrix. Fig. 17. Gallen van Andricus pilo- sus aan een mannelijk eikenkatje. eironde, behaarde gallen (fig. 17) doet ontstaan, die eerst groen zijn en later lichtbruin worden. Cynips Kollari (O). De gallen door deze wesp veroorzaakt, beginnen zich reeds voor den winter te ontwikkelen en zijn in het voorjaar rijp, zij zitten op de plaats van een knop of er vlak naast (de knop ontwik- kelt zich dan vaak niet) en vormen aan den tak tot 28 niM groote bol- ronde gallen, die veel op die van Dryophanta folii gelijken (fig. 18). Zij z


. De flora van Nederland. Plants. Fig. 16. Gallen van Andricus fecundatrix. Fig. 17. Gallen van Andricus pilo- sus aan een mannelijk eikenkatje. eironde, behaarde gallen (fig. 17) doet ontstaan, die eerst groen zijn en later lichtbruin worden. Cynips Kollari (O). De gallen door deze wesp veroorzaakt, beginnen zich reeds voor den winter te ontwikkelen en zijn in het voorjaar rijp, zij zitten op de plaats van een knop of er vlak naast (de knop ontwik- kelt zich dan vaak niet) en vormen aan den tak tot 28 niM groote bol- ronde gallen, die veel op die van Dryophanta folii gelijken (fig. 18). Zij zijn glad, bruingeel, zijn een- kamerig. Zij blijven nog lang, nadat de bewoner ze heeft verla- ten, aan de takken zitten. De galwesp is circa 5 mM groot. Een G. bestaat bij deze niet. Het is zeker merkwaardig, dat er ook soorten galwespen zijn, die tot het geslacht Synergus behooren, de zoog. inquilinen , die in de eiken- gallen hare eieren leggen en deze van vorm en grootte doen veranderen. Geschiedt dit in kleine gallen, dan sterft gewoonlijk de eigenlijke bewoner, in grootere blijft deze meestal leven, doch kunnen door deze inquilinen een- kamerige gallen in veelkamerige veranderen. Ook sluipwespen uit de familie der Chaldididae leven op of in galwesplarven. Dat niet alleen galwespen, doch ook galmuggen gallen aan den eik kunnen veroorzaken, blijkt daaruit, dat Diplosis dryobia in het voorjaar vaak eenige bladlobben doet omvouwen, welke omvou- wingen dan geel of rood gevlekt zijn en onder deze leven de galmuglarven. in het hout van den eik treft men soms de larve van het vliegend hert, Lucanus cervus aan, die 5 jaar noodig heeft, om volwassen te worden, ook wel de larve van de eikenboktor {Cerambyx heros). Op de bladen leven vele rupsen- soorten. De bloemen van den eik zijn echte windbloemen (zie Betuia en de inleiding). Zij zijn vaak proterogynisch. De eik heeft meer behoefte aan licht dan de beuk, trouwens het gebla- derte is ook lang zoo dicht niet, waartoe de bladstand %


Size: 1697px × 1472px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants