. De bykorf des gemoeds : honing zaamelende uit allerley bloemen : vervattende over de honderd konstige figuuren : met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . eGods in onze herten uitgeftort is door den HeiligenGeeft ^ die ons is gegeeven. Hebreen XII: 5,6,7. En gy heht vergeeten de vermaaninge^ die tot uïils tot zoonen fpreekt, Myn zoone , en acht nietklein de kafydinge des Heeren, noch en hezvjykt nietals gy van hem geftraft word. fFantdien de Heer e liefheeft, kafiyd hy\ en hygeejfeld eenen igelyken zoone dien hy aanneemt. Indien gy de kaflydinge verdraagd, zo draagdhem God tegen u als zoo


. De bykorf des gemoeds : honing zaamelende uit allerley bloemen : vervattende over de honderd konstige figuuren : met godlyke spreuken en stichtelyke verzen . eGods in onze herten uitgeftort is door den HeiligenGeeft ^ die ons is gegeeven. Hebreen XII: 5,6,7. En gy heht vergeeten de vermaaninge^ die tot uïils tot zoonen fpreekt, Myn zoone , en acht nietklein de kafydinge des Heeren, noch en hezvjykt nietals gy van hem geftraft word. fFantdien de Heer e liefheeft, kafiyd hy\ en hygeejfeld eenen igelyken zoone dien hy aanneemt. Indien gy de kaflydinge verdraagd, zo draagdhem God tegen u als zoonen: (want wat zoone iserdien de Vader niet en kaftyd ?) 1 Petrus 1: 6, 7. In welken gy u verheugd^ nu een weinig \tyd\(zo het noodig is) bedroeft zynde door menigerlei ver-zoekingen : Op dat de heproevin^iwesgeloofs, die veelkofte-lyker is dan des gouds ^%et welk vergaat, en doorhet vuur beproeft word, bevonden worde te zyn totlof 5 en eer e , en hecrlykheid , in de openbaaringevan Jezus Chriftus. Openbaaringe III: 19. Zo wie ik liefhebben die beftraffe cnkaflyde ik:weefl dan iverig^ en bekeerd u, C z De %6 De B Y K o R f De schildpad. Nooit van TT- Zief, des HE EREN ooge is over de geene die hemvreezen, op de geene die op zynegoedertierenheid hoopen;Om haar e ziele van den dood te redden, en om haar by Vleven te houden in den honger. Onze ziele verbeid de?tHEERE ; hy is onze hulp e ^ m Qnz,e]chiU, PfalmXXXIII: i8,i9,2Q, DES GEMOED S. I>ie zich , in Godes hand bejliiit,Is altyd f huis, en nimmer uit. H, et vafte Schild dat hem verfchoond, Is ook zyn huis, daar hy in woondjDat draagt hy taller plaatfen mede, Haald hy het hoofd en pooten in Zo rufl: hy wel na zynen zin,En fchuild voor ongeval in vrede. ó! Dat de fchutiende rondas, Ons ook zo tot een wooning was!Die wy doch nimmer van ons lieten. Maar altyd droegen heen en weer , En mede voerden , op en neer,Dan mogt de Vyand pylen fchieten. Dat vafte Schild , aandachtigheid, Daar c herte in befloten leid,Gedekt, van


Size: 1637px × 1526px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bo, bookauthorluikenjan16491712, booksubjectemblems, bookyear1711