. Album der Natuur. DE BEKERPLANTEN. 305 niet beslissen , daar de gelegenheid mij ontbrak, die bekers te onder- zoeken; bij de lagere van N. Rafflesiana vond ik evenwel de doffe streek zeer sterk ontwikkeld. Het aantrekkelijke der bekers wordt niet zelden verhoogd door de fraaije kleur, die over het doffe ge- deelte ligt uitgespreid; eene kleur, die nu eens meer naar het purper , dan eens naar het blaauw en dan weder naar het paars overhelt, en zeer sterk afsteekt bij de gele of bruinachtige tint der glan- zige streek. Dat de bekers der Nepenthessen niet alleen na-, maar ook vóórdat hun deksel


. Album der Natuur. DE BEKERPLANTEN. 305 niet beslissen , daar de gelegenheid mij ontbrak, die bekers te onder- zoeken; bij de lagere van N. Rafflesiana vond ik evenwel de doffe streek zeer sterk ontwikkeld. Het aantrekkelijke der bekers wordt niet zelden verhoogd door de fraaije kleur, die over het doffe ge- deelte ligt uitgespreid; eene kleur, die nu eens meer naar het purper , dan eens naar het blaauw en dan weder naar het paars overhelt, en zeer sterk afsteekt bij de gele of bruinachtige tint der glan- zige streek. Dat de bekers der Nepenthessen niet alleen na-, maar ook vóórdat hun deksel zich geopend heeft, een waterachtig vocht bevatten, heb- ben wij reeds" vroeger meegedeeld. Ook is het toen gebleken, dat dat vocht niet van buiten in de kruikjes dringt, maar door deze zelven wordt afgescheiden. De vraag echter, op welke wijze die afscheiding plaats heeft, m. a. w. of zij met de aanwezigheid van bijzondere orga- nen in verband staat, dan wel met de transspiratie zamenhangt en dus een uitvloeisel is van het leven der opperhuidscellen, deze blijft ons nog te beantwoorden over. Dat er aan de inwendige oppervlakte van de kruikjes der Nepen- thessen organen voorkomen van zoodanigcn bouw en zoodanig uiterlijk, dat zij met de dusgenaamde zamengestelde d. i. meercellige klieren van vele andere gewassen gelijk te stellen zijn, hieraan is geen twijfel. Bekend is het evenzeer, dat die klieren , welker gedaante het best met die eener liggende lens vergeleken kan worden, zich niet verder uitstrekken dan de glanzige streek; alsook, dat zij naar den bo- -zdcra van het kruikje in getal af-, doch in grootte toenemen , omge- keerd: naar boven talrijker worden, maar kleiner tevens. Met behulp van het vergrootglas en, beter nog, met dat van het mikroskoop ontdekt Fig 6. Een in het zakje der opperhuid verscholen kliertjc van N. phyllamphora, men, dat ieder kliertje (/.•) gezeten ontleend aan de glanzige oppervlakte der . . , .„ binnenzijde eens bekers, veel vergroot IS


Size: 1486px × 1682px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bhlconsortium, boo, bookcollectionbiodiversity, bookleafnumber329