. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . moorder^óverrader,Te voeren my naer huys by dijnen ouden vader,Een dochter als ick ben van konincklickgeflacht, 300 \^an alle man LtLortt, > nn allv iii«tix gcttckt • Te minfl:en hadc ghy my gebruyckt tot ander faecken,Om u gemack te doen, en om u bed te maken. Te minften foud ick fijn by Thefeus laet en vroech,304 Ick foude Thefeus fien, dat ware my fterf ick fonder u. dit fijn de bruyloft gavenDie Thefeus my verleent: een eylandt fonder , winden, ende locht. hy geeft zijn bruyt eylaes ^3o« De roovers tot eén proey, de vogels tot e


. Dan. Heinsii Nederduytsche poemata . moorder^óverrader,Te voeren my naer huys by dijnen ouden vader,Een dochter als ick ben van konincklickgeflacht, 300 \^an alle man LtLortt, > nn allv iii«tix gcttckt • Te minfl:en hadc ghy my gebruyckt tot ander faecken,Om u gemack te doen, en om u bed te maken. Te minften foud ick fijn by Thefeus laet en vroech,304 Ick foude Thefeus fien, dat ware my fterf ick fonder u. dit fijn de bruyloft gavenDie Thefeus my verleent: een eylandt fonder , winden, ende locht. hy geeft zijn bruyt eylaes ^3o« De roovers tot eén proey, de vogels tot een is dan uwe trou, die ghy my hebt gegeven,Als ick met mijne handt behouden hebb u van de doot verloft. Och! dat toch geene vrou1» Voortacn haer op de mans en haren eedt als zy vierich fijn, en yet van ons hoortmen haer veel fchoons beloven ende fweercn:Maer als fy haren luft eens hebben van de min,»^ Gaen de beloften fchoon en woorden uyt de fin. P j Dewijle ii8 HYMNVS, OFT LOFSANCK. Dewijle dat zy noch vervolchde defe reden,En in haer klachten was, konnt Bacchus aengetredenMet zijnen droncken hoop, die volchden zijnen tocht,jt» En fmeten vaft het hoofdt al roepend in de Evan Evöe:,tien brieffende Ma^nadenOmringden dijne koets, en even veel LarnadenEIck hadd een lange fpies bekleedt aen alle kantJH Met klimmerbladren groen in zijne rechter Satyrs fprongen op , Silenus vol gefopenMet zijnen efel traech quam achter aen gedropen^Hy droech aen decne fy de goddelicke wan, En aen zijn ander handt een groote volle kan. Twee Goden uy t den hoop , die van u nachten wiften,Die droegen uwen tuych in twee befloten kiften :Haer volchde Maron naer, en lefchte zijnen dorftDew^i jIe dat hy ginck met foetc nieuwe moft. Den 35I V AN B AC CH VS. ii5> Dendroncken Staphylus, en Botrus kael van veren,Met al het huyfgefin quam achter aen laveren,En Methe vol van wijn, dat onbefuyfte wijf 333^ Viel dickwils in het gaen Sylva


Size: 2066px × 1209px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorschrijverpieter15761660, bookiddan, booksubjectemblems