. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 19. — ORCHIDACEAE 595 spitst, vecliiervig, afstaand of naar beneden j^ericht, ^roen, de onderste zijn evenlang als of langer dan de bloemen. De laatste (ïig. 546) zijn vrij groot, voor het opengaan knikkend, roodachtig-groen en rieken iets naar valeriaan. Het bloemdek is zeer open, eerst klokvormig, ten slotte wijd afstaand. De bovenste bloemdekbladen zijn eirond tot lancetvormig, de buitenste meest toegespitst, aan den top teruggebogen, 3-5-nervig, met groenachtige zijner- ven en kielachtig te voorschijn tredende middennerf, de zijdelingsche bin- nens
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 19. — ORCHIDACEAE 595 spitst, vecliiervig, afstaand of naar beneden j^ericht, ^roen, de onderste zijn evenlang als of langer dan de bloemen. De laatste (ïig. 546) zijn vrij groot, voor het opengaan knikkend, roodachtig-groen en rieken iets naar valeriaan. Het bloemdek is zeer open, eerst klokvormig, ten slotte wijd afstaand. De bovenste bloemdekbladen zijn eirond tot lancetvormig, de buitenste meest toegespitst, aan den top teruggebogen, 3-5-nervig, met groenachtige zijner- ven en kielachtig te voorschijn tredende middennerf, de zijdelingsche bin- nenste zijn vaak korter en meest weinig breeder dan de buitenste, spits, gekield, meest 5-7-nervig. De lip (fig. 546) staat stomphoekig ten opzichte van het vruchtbeginsel, is korter dan de andere bloemdekbladen. Het achterste lid er van heeft naar voren een nauwe uitmonding, scheidt op zijne geheele oppervlakte honig af, het voorste lid zit er breed aan vast, is hartvormig of eirond, toegespitst, met teruggebogen top, verdiept en is nauwelijks meer breed dan lang, verder iets gekarteld en heeft aan den voet meest 2 gladde bultjes. Het vruchtbeginsel is meest verlengd, 6-ribbig, gedeeltelijk in den gedraaiden steel versmald. De stempelzuil is kort en dik. Het helmknopje is breed, bijna driehoekig, langwerpig. De vrucht is omstreeks 11 mM lang, 6 mM breed, met een 2^ .. mM langen steel en hangt. 4- 3-6 dM. Einde Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden. Bezoekers der bloemen zijn bijna uitsluitend wespen (fig. 547). Zij vinden honig in het bekkenvormig verdiepte deel 1 .^=^ 3. der lip. Boven die lip bevindt zich de door de stempelzuil gedragen, vier- hoekige stempel en boven dezen bevindt zich het snaveltje en daarboven de meeldraad. De stuifmeelklompjes zijn ongesteeld en loopen samen be- neden uit in een hechtkliertje. Zet zich een wesp op het voorste lid der lip, dan houdt zij zich met de pooten aan de bultjes vast en lekt honig uit het bekken van beneden naar boven toe. Is
Size: 2349px × 1064px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants