. De godlievende ziel . -glans, dat nimmer zyne ftralen,Door damp of wolk, haer glanflen onder halen. E 3 XXXVII. 0 38 Zinnebeelden XXXVII. O wee tm9 dat ik een vreemdeling ben in Mezecbdat ik in Kedars tenten wone; myne ziel beeftlang gèwoont by die den vrede CXX. 5, 6. JVl. Yn vreemdlingfchap is weer verlengtIn iYlezechs lant en Kedars zal myn zwakheit onderftutten ? Hy, die dees vreemdlingfchap. gehengt, Zal my zyn gunft en byftant biê zal genadigh met my ik dan dezen wegh niet wandelen, Ik zal, op handen en op knien Voortkruipen, en naer t fteil geberg


. De godlievende ziel . -glans, dat nimmer zyne ftralen,Door damp of wolk, haer glanflen onder halen. E 3 XXXVII. 0 38 Zinnebeelden XXXVII. O wee tm9 dat ik een vreemdeling ben in Mezecbdat ik in Kedars tenten wone; myne ziel beeftlang gèwoont by die den vrede CXX. 5, 6. JVl. Yn vreemdlingfchap is weer verlengtIn iYlezechs lant en Kedars zal myn zwakheit onderftutten ? Hy, die dees vreemdlingfchap. gehengt, Zal my zyn gunft en byftant biê zal genadigh met my ik dan dezen wegh niet wandelen, Ik zal, op handen en op knien Voortkruipen, en naer t fteil gebergt,Daer kruit noch loover fchynt te groeien,Door al dees dwarfche wegen fpoeien; Schoon t öogh myn luft tot wanluft vergt. Al worde ik zoo gevoelbaar nietGedreven van myn* zielbeminden,k Verlaet Kern niet; ik zal Hem vinden. Hy fchraegt me in t midden van t verdriet. Ik , als verborge, krachtDoor al myne aders henen zweven,Dus geeft Hy myn geloof het leven Van wien ik al myn hulp verwacht. XXXVIII. Ik xxxvii. yLLu mt/zi, au,i<z incvUiUcj m&u<s proïcnaak ?nusL£ti?7x L xxxvin Jnfclwc eac aontc. 3\iis nve iiótraöit d C0rpar&mcrtds /iuïtu ? *& CS v a n H. H u c o. 29 XXXV1I1. Ik elendig menfchï wie zal my <uerlo(fen uit hetlichaam dezes doots. Rom. VIL 24. DE doot heeft my omvat, k ben in den doot , myelendige! wie redt en loft me er uit 2v\ ant, zoo dees bange bant nogh naeuwer om mvfluit, J Sterve ik aen hartewee. Wat heeft my lanz ver-droten ö Dat worftlen met my zelf 5 die ftryt van vleefch engeelt! O onweerftaenbre Macht! o groote wonderwerkerUntrermuovermy, en help me uit dezen kerker; * Zoodieneikunogheensinvryheit, onbevreefLIk wille,ikpoge,ik tracht;maer kome tot geen daden lic keure uw wetten, alsvolmaekt, ten hoogden Maer (welkeen wet het zy?) ik vindein myn se-moet J b Eene andre wet, die my verflaeft houdt en , onachtfaemheit, verdorvene natuurDoor wel vermydbre fchult, bemeefteren mvn zinnen. J Zoo ras uw


Size: 1258px × 1985px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthordukeuniversitylibrarygilbertcollection, booksubjectem