. De flora van Nederland. Plants. 426 UMBELLIFERAE. FAMILIE 66. de rechtopstaande, vertakte stengel, die de stijve bladen draagt. De lagere bladen zijn gesteeld, hart-niervormig, de onderste ongedeeld, de ' volgende (aan niet bloeiende stengels) 3-deelig, de hoogere stengelomvat- tend, handlobbig, alle sterk stekelig door stroogele stekels. j De bloemen zijn blauwachtig en vormen groote, bijna bolronde, gesteelde \ hoofdjes. Het omwindsel is blauwachtig en bestaat uit 4-6 uitgespreide, I breede , eironde of ruitvormige, lederachtige, ingesneden getande blaadjes. De buitenste strooschubben hebb


. De flora van Nederland. Plants. 426 UMBELLIFERAE. FAMILIE 66. de rechtopstaande, vertakte stengel, die de stijve bladen draagt. De lagere bladen zijn gesteeld, hart-niervormig, de onderste ongedeeld, de ' volgende (aan niet bloeiende stengels) 3-deelig, de hoogere stengelomvat- tend, handlobbig, alle sterk stekelig door stroogele stekels. j De bloemen zijn blauwachtig en vormen groote, bijna bolronde, gesteelde \ hoofdjes. Het omwindsel is blauwachtig en bestaat uit 4-6 uitgespreide, I breede , eironde of ruitvormige, lederachtige, ingesneden getande blaadjes. De buitenste strooschubben hebben aan den top 3 uiteenstaande naalden. De kelk bestaat uit 5 stekels, die in de onderste helft gevleugeld en i met elkaar verbonden zijn, zij zijn in de jeugd i lilakleurig. De kroonbladen zijn korter dan de kelkstekels. De vrucht is omgekeerd eirond, voorzien van spitse schubben en bovenop zitteni ^^ de 5 kelktanden stervormig uitgespreid (fig. 506).^0 Voorkomen in Europa en in Nederland. De^^ plant komt in de zeeduinen in geheel Europa ƒ voor en is bij ons op die plaatsen zeer algemeen. Volksnamen. In Friesland, Oost-Drente en ' op Walcheren heet de plant blauwe stiekel, op Walcheren ook blauwe distel en duinstekel, in de Duinstreek meerdistel, aan den zoom der Veluwe duivelsnaaigaren, in ; West-Friesland en Zuid-Holland zeedistel, op Walcheren en in het Land van Hulst zeestekel en in den Achterhoek van Gelderland en op Tholen Eryngpitiin tnaritimum Fig. 506. ^•-^ 4. Cicüta ') L. C virósa-) L. Waterscheerling (fig. 507). Bij deze plant is de onderaardsche stengel dik en ligt schuin in den bodem. Hij bestaat uit holle leden met daar- tusschenin dwarsloopende schotten en is zoo- doende in hokjes verdeeld. Hij is van binnen vuilwit en riekt onaangenaam (fig. 507). Aan de buitenzijde vormen zich knoppen, die tot nieuwe wortelstokken uitloopen. De stengel is onbehaard, krachtig, hol, vertakt, gestreept, rond. De bladen zijn 3-voudig gevind met scherp gezaagde,


Size: 1450px × 1723px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants