. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . Fig. 115. Bataksche weefsters aan den arbeid. Het uitspannen van de schering. De hotang otang kan men als een sluitrand aanmerken van dezelfde kleur als het weefsel; de s i r a t is het onderste patroonrandje, waarvoor de dikke franjes als schering dienen en waarin men inslagdraden van niet meer dan twee kleuren weeft. Eigenlijk is deze arbeid, welke manirat genoemd en door mannen in hun vrijen tijd uitgevoerd wordt, geen weven, maar vlechten. Im-mers men gaat aldus te werk: De inslag-draden, wit en blauw , worden eerstop een klein st


. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . Fig. 115. Bataksche weefsters aan den arbeid. Het uitspannen van de schering. De hotang otang kan men als een sluitrand aanmerken van dezelfde kleur als het weefsel; de s i r a t is het onderste patroonrandje, waarvoor de dikke franjes als schering dienen en waarin men inslagdraden van niet meer dan twee kleuren weeft. Eigenlijk is deze arbeid, welke manirat genoemd en door mannen in hun vrijen tijd uitgevoerd wordt, geen weven, maar vlechten. Im-mers men gaat aldus te werk: De inslag-draden, wit en blauw , worden eerstop een klein steentje of een stukje houtA(zie fig. 118) opgerold en daarna door degaatjes van de dopir of het span-stokje B (fig. 118) gehaald, dat de garensvan elkaar man, die aan hetm a n i r a t is, heeft de o e 1 o s, (het kleed),waaraan hij denlaatstenpatroonrandzalmaken, op zijn schoot. En de inslaggarensachter het spanstokje B tusschen zijnteenen stijf houdend, vlecht hij het witte. en blauwe tot een eenvoudig Fig. 116. Het maken van de sirat. patroon tusschen de franjes, deze éénvoor één op en neer halend (zie fig. 116).Een andere wijze van versiering, welkeop de Tobasche doeken wordt toege-past, is afkomstig van Angkola; vandaar,dat het weefsel, hetwelk zulk een versiering vertoont, sadoen Angkola wordt genoemd. Dieversiering bestaat in een breedterand, waarvan het patroon gevormd wordt door een nietdoorgaanden inslag van wol in diverse kleuren. De niet doorgaande inslag wordt, terwijl de sabel de spalking voor hot patroon doetontstaan, met de hand tusschen de sche-ringdraden gehaald. Het met wol vervaardigen van dergelijkeranden met eenvoudige motieven (lam-poe-lampoe), welke meestal op blauwveld voorkomen, heet wordt ook toegepast op de Menang-kabausche goud- en zilverweefsels en opde Grësiksche songkèts (zie het hoofd-stuk over de weefsels en patronen).Een andere Angkolasche versierings-wijze is het inweven van met kraaltjesdoorregen i


Size: 1683px × 1485px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912