. De flora van Nederland. Plants. FAMILIK 11. AMARYLLIDACEAE. 291 Voorkomvn in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Ziiid-l-Iiiropa voor op droije ber,i,nveiden. Bij ons komt zij alleen als sierplant voor en is eeni^e malen ver- wilderd in de diiinvlakten j,'evonden. Volksnamen. De namen pinksterbloem en pinksterleüe zijn vrij al{,'emeen in jjebruik. In Groninjien en Twente spreekt men van witte narcis, in den Achterhoek van Gelderland van morgensternen, in Zuid-Holland van kop en schotel en van witte teelloos, op Texel van mooie meisjes, in Zeenwscli-Vlaanderen van witte lelie.


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIK 11. AMARYLLIDACEAE. 291 Voorkomvn in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Ziiid-l-Iiiropa voor op droije ber,i,nveiden. Bij ons komt zij alleen als sierplant voor en is eeni^e malen ver- wilderd in de diiinvlakten j,'evonden. Volksnamen. De namen pinksterbloem en pinksterleüe zijn vrij al{,'emeen in jjebruik. In Groninjien en Twente spreekt men van witte narcis, in den Achterhoek van Gelderland van morgensternen, in Zuid-Holland van kop en schotel en van witte teelloos, op Texel van mooie meisjes, in Zeenwscli-Vlaanderen van witte lelie. N. Pseudonarcissus') L Gele narcis, (fig. 201). Deze plant is weder onbeliaard. Zij heeft een tot 4 cM dikken, eironden bol. De bladen meest 4-6 in getal, zijn vlak, breed-lijnvormig, stomp, rechtopstaand, iets goot- vormig, sterk gekield, iets blauwgroen. De stengel is meest 1-, soms 2-bloemig, samen- gedrukt tweekantig, evenlang als de bladen. De bloem is boven het breede, tot 5 cM lange schutblad zeer kort gesteeld, zij is groot, knik- kend. Het bloemdek is geel, de buis trechter- vormig met eironde tot langwerpige, uitgespreide slippen, terwijl de bijkroon cylindrisch-klokvor- mig, geplooid gekarteld en dooiergeel is. De meeldraden zijn evenlang, grootendeels vrij, recht. De stijl is lang, doch korter dan het kroontje. 4. 1,5-3 dM. Maart--Mei. Biologische bijzonderheden. De bloem is ingericht voor het bezoek van hommels, die in het kroontje der bloem naar binnen kruipen. De helm- knopjes springen dadelijk na het opengaan der bloem naar binnen open en ontlasten hun stuifmeel ook ten deele op den stijl. Grootere insecten raken bij het indringen der bloem eerst den stempel aan en daarna de helmknopjes en den stijl. De bloemen zijn homogaam, zoodat zoowel kruis- als zelf- bestuiving plaats heeft. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Zuid-Europa voor op eenigszins beschaduwde plaatsen en aan heggen. Bij ons is zij waarschijnlijk wel inheemsch, doch


Size: 1423px × 1755px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants