. Album der Natuur. MOSSEN. 311 den. Door eene eigenaardige inrichting der cellen waaruit die ring bestaat, en doordien zij bij droogte inkrimpen, bij vochtigheid uit- zetten, is er op die plaats minder samenhang, ten laatste zoo weinig dat daar juist de scheiding ontstaat, eene scheiding die bij droog weder en in volkomen rijpen toestand met zekere kracht "geschiedt, waardoor kapje en dekseltje beide worden afgeworpen, maar die ook in bijna rijpen toestand door een lichten druk kan te weeg gebracht worden. Onderzoekt men nu verder zulk een open gesprongen vruchtje, dan bemerkt men spoedi
. Album der Natuur. MOSSEN. 311 den. Door eene eigenaardige inrichting der cellen waaruit die ring bestaat, en doordien zij bij droogte inkrimpen, bij vochtigheid uit- zetten, is er op die plaats minder samenhang, ten laatste zoo weinig dat daar juist de scheiding ontstaat, eene scheiding die bij droog weder en in volkomen rijpen toestand met zekere kracht "geschiedt, waardoor kapje en dekseltje beide worden afgeworpen, maar die ook in bijna rijpen toestand door een lichten druk kan te weeg gebracht worden. Onderzoekt men nu verder zulk een open gesprongen vruchtje, dan bemerkt men spoedig dat de schok, waarmee het openspringen ge- paard ging, zijn oorzaak heeft in het veerkrachtig oprichten van een zeker aantal fraaie, roode tandjes (zie fig. 3 , c), die zich als fijne vliesjes aan den rand van het bekertje vertoonen. Deze tandjes, die aan de opper- vlakte menigmaal door vooruitspringende lijsten en strepen netjes getee- kend zijn, komen bij de meeste mossen in bepaald aantal voor, en wel is meestal hun aantal 4 of een veelvoud daarvan, b. v. 8 , 16 , 32 enz. Terwijl zij bij enkele mossen ontbreken, komen zij bij andere weder voor, vergezeld door eenen tweeden krans van nog fijnere aanhangselen, de zoogenaamde wimpers, die eerst de opening van het bekertje afsloten, en zich later eveneens oprichten. Het behoeft wel te nauwernood gezegd te worden, dat het al of niet voorkomen van een of twee rijen van zulke aanhangselen, benevens hun aantal en vorm, even zoovele stand- vastige kenmerken opleveren, ter onderscheiding der verschillende soorten. Fig. 4 stelt den mond van zulk een bekertje voor, met naar buiten omgeslagen bui- tenste tanden (b) en opgerichte binnenste wim- pers (a). Te samen dragen zij den naam van mondbeslag. Snijdt men nu verder het vruchtje in de lengte door, dan blijkt het bij genoegzame vergrooting spoedig, dat het bekertje nog uit verschillende deelen bestaat; dat aan de buitenzede donker gekleurde cellen het buitenste omkleedsel uitmaken; da
Size: 1931px × 1293px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bhlconsortium, bookcollectionbiodiversity, bookcontributornatura