. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . ZoT) iemand dor ft et ^ die home tot nvj en drln-ke. Joan: VIL vers 37. OP tl E R T E. 115 Op Figuur XXXVII. J7j[et \A^ter, daar men ons mee drenkt,Is fchoon, met kragt van brood doormengd^ En dient cm s lighaams lufl: te fpoelen:Maar menig draagt in zyne wel een geeftelyken dorft, Om zig met Jezus Bloed te koelen:Dat water uit Gods Heil - Fontein,Gebrouwen tot een lievde wyn. Ps: XLII. vers 2 en 3. G elyk een Hart fchreeuwd na de vjater*^flroomen^ alzoo fchreeuwd myj7e ziele tot u^o God! Myne ziek dor ft na God^ na den leven di-gen G


. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . ZoT) iemand dor ft et ^ die home tot nvj en drln-ke. Joan: VIL vers 37. OP tl E R T E. 115 Op Figuur XXXVII. J7j[et \A^ter, daar men ons mee drenkt,Is fchoon, met kragt van brood doormengd^ En dient cm s lighaams lufl: te fpoelen:Maar menig draagt in zyne wel een geeftelyken dorft, Om zig met Jezus Bloed te koelen:Dat water uit Gods Heil - Fontein,Gebrouwen tot een lievde wyn. Ps: XLII. vers 2 en 3. G elyk een Hart fchreeuwd na de vjater*^flroomen^ alzoo fchreeuwd myj7e ziele tot u^o God! Myne ziek dor ft na God^ na den leven di-gen God, Jesa: LV. vers i. 6 Alle gy dorftigen^ komt tot de vjateren^ Joan: VL vers 55. Myti bloed is waarlyk drank i H a SitïF Il6 Het OVERVLOEIJEND XXXVIII. Simfon jaagd de VofTen in t Koonu. En ik zeg^e^ njoanield door den geeft ^ envoïbrengd de hegeerhkheid des vkefes niet,€al: V. y, i^. Op H E R T E. 117 Op Figuur XXXVIIL Xxeefc Simfons yver zoo des vyands broodgenoomen. Om t onderdrukkend jok der zelver te eer teontkomen, Waar mee dat Ifraël uitwendig wierd belafl, t Word van den ChriHen op der zielen ilandgepaft; Op dat hy afbreuk doe der booze magt derhelle. Die hem geduurig tragt te jaagen en te kwel-len, Mids hem te rooven *t brood daar zyn beftaanin leeft. En dap hem onderhoud en kragt en fterktegeeft. Dat is de Weereld met haar luft en ruft derzonden, Als die, door yver vuur, vernield word en ge-fchonden; Dan neemt de ziel het Brood den vyand uitden mond; H 3 Waar ï 18 Het OVERVLOEIJEND Waar door hy anderfints op vaüe voeten ftond; Maar als dit voedzel vald, dan moet de dwing-land vallen; Want weelde en welluil zyn des duivels fterkewallen. E Rigt: XV. vers 4 en 5. n Simfon ging henen en vong driedefd vojjen: en hy nam fakkelen^ en keerdeft aart aan ft aart


Size: 1459px × 1712px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism