. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 33. PORTULACACEAE. 175. Fig. 208. B. Piant overblijvend, tijdens den bloL'itijd met tal van niet-bloeiende takken. Bijschermen schijnbaar alle zijstandlt;. Zaden Rlanzi;,', fijn gestelceld . . .M. biz. 176. M. minor') Gmei. Kleine montia (fig. 208). Deze plant is kaal, geelgroen. De stengel is uitgespreid gaffelvormig vertakt, rechtopstaand of opstijgend en in de onderste knoopen wortelend. De onderste bladen zijn spatelvormig (fig. 208), met aan den voet ver- breeden bladsteel, de bovenste zijn lijnvormig-langwerpig, zij zijn iets vleezig.


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 33. PORTULACACEAE. 175. Fig. 208. B. Piant overblijvend, tijdens den bloL'itijd met tal van niet-bloeiende takken. Bijschermen schijnbaar alle zijstandlt;. Zaden Rlanzi;,', fijn gestelceld . . .M. biz. 176. M. minor') Gmei. Kleine montia (fig. 208). Deze plant is kaal, geelgroen. De stengel is uitgespreid gaffelvormig vertakt, rechtopstaand of opstijgend en in de onderste knoopen wortelend. De onderste bladen zijn spatelvormig (fig. 208), met aan den voet ver- breeden bladsteel, de bovenste zijn lijnvormig-langwerpig, zij zijn iets vleezig. De bloemen staan alleen of in bijschermen in de bladoksels (in het laatste geval staan zij in den oksel van een vliezig schutblad, dat tegen- over een gewoon blad staat) of staan aan den top van den stengel in kleine schijntrossen (bij- schermen). De zaden zijn grof gestekeld, dof- zwart, bolrond. O. 2,5-10 cM. Mei (zelden in den Herfst). Biologische bijzonderheden. De open bloemen zijn homogaam, vaak blijven zij echter gesloten en heeft er zelfbestuiving plaats. Insectenbezoek is weinig waargenomen en geen wonder, want de bloempjes vallen door hunne kleinheid weinig op. Merkwaardig zijn hier de verschillende standen, die de bloem achter- eenvolgens inneemt. Voor den bloei is de bloemsteel gekromd, zoodat de bloem hangt, tegen den bloei richt hij zich op, om zich na den bloeitijd te verlengen en weer naar beneden te krommen, terwijl hij zich eindelijk weer opricht, als de vruchten openspringen. De wijze, waarop de zaden uit de zaaddoozen weggeslingerd worden, ver- dient hier vermelding. De omgekeerd ei-bolronde doosvrucht springt met 3 klep- pen van boven naar beneden open. De kleppen rollen zich met kracht naar binnen op en snijden daarbij met hunne scherpe randen de zaden los en oefenen verder een drukking er op uit. Deze drukking wordt ten slotte zoo sterk, dat de door de stekelige verhevenheden vergroote wrijving wordt overwonnen en de zaden worden weggeslingerd. Dit gebeu


Size: 1446px × 1727px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants