. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . paa geen meelijden met haer hadde, fóo hield hy op Oftaviam f#obard te quellea, cade begoftc Popptafn van gelijken te doen. Suetonius. XXX. DEn Ezel overlaen en met veel packen zwanger,Viel zijnen zwaren laft op reyze langs hoe banger:Dies hy zijn reys-gezel aemachtigh moede en mat,Het weeldigh Ros om hulpe en wat ontlaftingh welck voerloos niet alleen hier door niet werd betogen yvlaer hee


. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . paa geen meelijden met haer hadde, fóo hield hy op Oftaviam f#obard te quellea, cade begoftc Popptafn van gelijken te doen. Suetonius. XXX. DEn Ezel overlaen en met veel packen zwanger,Viel zijnen zwaren laft op reyze langs hoe banger:Dies hy zijn reys-gezel aemachtigh moede en mat,Het weeldigh Ros om hulpe en wat ontlaftingh welck voerloos niet alleen hier door niet werd betogen yvlaer heeft den armen Muyh van troffen krom gebogenIn zijn ellend befchimpt ; ter tijd het flaeffche beeftTer aerden neder viel en deerlijckgaf de Reyziger die om zijn reys te ipoeden paftenSeftond mets Ezels laftsPeerts raggete belaften,T welck weygerende met veel flagen fel gegroetHet lachen werd verleert ins Ezels tegenfpoet., Wie in eens anders kruys en lijden fchept vermaken,5 En onmedoogende is, mag ernftelijcken waken :„ Want als hy zal verzaed zijn van zijn fpot-geral„ Hy eyndlijck zei ver t juck des onfpoeds dragen zaL I iij 3l Warande der T>e Tapegay en den V$s>. SUlcke Vofïèn zijn geweeft de hovelingen des eergierigenKeyfers Anttminï Caracalla. Want foo haeft den Keyièrgeldt of fraey goedt ter handen quam, fbo hebben fy hem als ee-nen die in mildighey t ende intweghfchencken allen Koningenende Keyfèren ver te boven gingh, geroemt: wekken roemden Keyfer allo behaegde, dat hy iulcke pluymftrijekers zijn be-fte inkomen fchanck ende vereerde. Dion. XXXI. DEn klapper Tapegay op t opperfte eender eyckenMet vette roof gelaen, kon Reynaert niet berey ken,Dies hongrigh nae de kaes die zy genepen hadMet haren krommen beek, bedrieghlijck tot haer (riep hy) geluck! 6 wiens gemaelde veerenAl d andre voglen wijt in zuyverheyd pafleren,Indien u fchoonheyd met t weJ-klinckende geluydVan fingen waer gepaert, ghy waert de bracffte bruy t,Van al


Size: 1788px × 1397px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1680, bookidvorstelijckewara82vond, booksubjectemblems