. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 39. â CRUCIFERAE. 313 De plant heeft buik aangewend. Fig. 378. een scherpen smaak en is wel als middel tegen scheur- 41. C'hoiispóra ') D. C. C. tenélia'-) Pall. Chorispora. De onderste bladen der plant zijn vinspletig, de bovenste lancetvormig, getand. De stengel en de bladen zijn met verspreide, gesteelde klierharen bezet. De bloemen zijn klein en violet. De hauvven zijn overdwars ingesnoerd (fig. 378). 5-25 cM. O. MeiâAugustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant groeit in Zuid-Rusland, in de Levant en is bij ons aangevoerd in het Midden


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 39. â CRUCIFERAE. 313 De plant heeft buik aangewend. Fig. 378. een scherpen smaak en is wel als middel tegen scheur- 41. C'hoiispóra ') D. C. C. tenélia'-) Pall. Chorispora. De onderste bladen der plant zijn vinspletig, de bovenste lancetvormig, getand. De stengel en de bladen zijn met verspreide, gesteelde klierharen bezet. De bloemen zijn klein en violet. De hauvven zijn overdwars ingesnoerd (fig. 378). 5-25 cM. O. MeiâAugustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant groeit in Zuid-Rusland, in de Levant en is bij ons aangevoerd in het Middenduin bij Haarlem, aan den Houthaven bij Amsterdam, bij Boxmeer en Rotterdam. 42. Rapistrnm ^) Boerh. Rapistrum. Kelkbladen opgericht, de zijdelingsche met een zakvormig aan- hangsel aan den voet. Bloemen vrij klein. Hauwtje met 2 niet openspringende leden, het bovenste lid grooter, bijna bolrond, gerimpeld met 1 opgericht zaadje, het onderste ovaal, niet samengedrukt, zonder of met 1 hangend, eirond zaadje. Stijl kegel- of draadvormig. Bloemen geel. Onderste bladen gesteeld, vinspletig tot gevind. Tabel tot het determineeren der soorten van het geslacht Rapistrum. A. Onderste bladen ongelijk vinspletig of -deelig. Stijl kegelvormig, korter dan het bovenste lid van het hauwtje R. perenne biz. 313. B. Onderste bladen liervormig gevind. Stijl draadvormig, langer dan het bovenste lid van het hauwtje R. biz. 314. R. perenne^) All. Overblijvende rapistrum (fig. 379). Uit den dikken penwortel komt een rechtopstaande, dikke, gegroefde, sterk vertakte, verwijderd bebladerde stengel, die met stijve borstel- haren, vooral beneden bezet is. De onderste bladen zijn langgesteeld, vinspletig of -deelig met lang- werpige, grofbochtig gezaagde slippen. De zaag- tanden eindigen in een klier, vaak ook zijn ze door borstelharen gewimperd, evenals de aderen der blad- vlakte. De hoogere bladen zijn kort gesteeld, de bovenste zittend, lijn-lancetvormig of lijnvormig, bijna niet getand.


Size: 1288px × 1940px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants