. De flora van Nederland. Plants. 90 BORAGINACEAE. FAMILIE 92. ffe. in het midden knievormig gebogen, dun, 4-5 maal zoo lang als breed. De keelschubben zijn ruw behaard, zij sluiten de keel af, zijn gevvimperd en eirond. De 5 blauwe kroonslippen zijn niet even groot. De 5 meeldraden zitten diep in de kroonbuis en hebben bijna geen helmdraden. De stijl is in de kroonbuis verborgen. De deel- vruchtjes zijn grijsachtig, eirond, spits, naar den as der bloem gebogen. O en GG. 1,5-3 dM. De eenjarige bloeien in Juni—Herfst, de tweejarige in April en later. De overwinterende exemplaren zijn meest van


. De flora van Nederland. Plants. 90 BORAGINACEAE. FAMILIE 92. ffe. in het midden knievormig gebogen, dun, 4-5 maal zoo lang als breed. De keelschubben zijn ruw behaard, zij sluiten de keel af, zijn gevvimperd en eirond. De 5 blauwe kroonslippen zijn niet even groot. De 5 meeldraden zitten diep in de kroonbuis en hebben bijna geen helmdraden. De stijl is in de kroonbuis verborgen. De deel- vruchtjes zijn grijsachtig, eirond, spits, naar den as der bloem gebogen. O en GG. 1,5-3 dM. De eenjarige bloeien in Juni—Herfst, de tweejarige in April en later. De overwinterende exemplaren zijn meest van den voet af in opstijgende takken gedeeld. De stijve, spitse borstels breken gemakkelijk af, blijven in de huid zitten en veroorzaken soms ontsteking. Biologische bijzonderheid. De in- richting der bloem met het oog op de bestuiving is als bij A. officinalis. Voorkomen in Europa en in Neder- land. De plant komt in geheel Europa op zandig bouwland en langs wegen voor. Bij ons is zij vrij algemeen op dezelfde plaatsen en ook vrij veel in de duinen gevonden. 10. Sy'mphytiim ^) Tm. S. officinale -; L. S m e e r w o r t e 1 (fig. 112). De plant is borstelig ruw behaard. De wortelstok is vleezig, vertakt. De stengel is dik, rechtopstaand, in de bovenste bladoksels vertakt, evenals de bladen met af- staande, op knobbels staande en daartusschen met korte, haakvormige haren bezet. De bladen zijn dik, lang afloopend, spits of toegespitst, iets stijf, de onderste zijn groot, eirond- tot lang- werpig-lancetvormig, in een gevleugelden steel versmald, de hoogere zijn lancetvormig, zittend. De bloemen (fig. 112) zijn vrij groot (12-16 mM lang), vuilpurper, violet, rosé, minder vaak geelwit of wit. Zij staan in eindelingsche, onge- vorkte bijschermen zonder schutbladen. De kelk is bijna tot aan den voet gedeeld en heeft lan- cetvormige, toegespitste slippen. De bloemkroon is buis-klokvormig, 3 maal zoo lang als de kelk, ongeveer van het midden af, waar aan de binnenzijde der meeldraden en d


Size: 1372px × 1821px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants