. De flora van Nederland. Plants. 60 — GENTIANACEAE. FAMILIE 86. dun, onvertakt of met lange, rechtopstaande, eenbloemige takken, ver- wijderd bebladerd. De onderste bladen zijn langwerpig en staan in een roset dicht opeen. De stengelbladen zijn tegenoverstaand, zittend, zeer klein, lijnvormig, gaafrandig. De bloemen zijn geel, wit of rosé, zeer klein, alleenstaand of in gevorkte bijschermen, zij zijn na den bloeitijd knikkend. De kelk is kort, klokvormig, met 4 driehoekig-lancetvormige tanden, die iets korter dan de buis zijn. De bloemkroon is trechter- vormig, met in het midden opgezwollen b


. De flora van Nederland. Plants. 60 — GENTIANACEAE. FAMILIE 86. dun, onvertakt of met lange, rechtopstaande, eenbloemige takken, ver- wijderd bebladerd. De onderste bladen zijn langwerpig en staan in een roset dicht opeen. De stengelbladen zijn tegenoverstaand, zittend, zeer klein, lijnvormig, gaafrandig. De bloemen zijn geel, wit of rosé, zeer klein, alleenstaand of in gevorkte bijschermen, zij zijn na den bloeitijd knikkend. De kelk is kort, klokvormig, met 4 driehoekig-lancetvormige tanden, die iets korter dan de buis zijn. De bloemkroon is trechter- vormig, met in het midden opgezwollen buis, 4- spletig (fig. 69). Meeldraden zijn er 4, zij zijn bijna ingesloten, met niet spiraalvormig gewonden helm- knopjes. De stijl is draadvormig, afvallend en draagt een knopvormigen , gaven stempel. De doos- vrucht is rondachtig-elliptisch, een- of onvolledig 2-hokkig, langer dan de er tegen aanliggende kelk- tanden , gekroond door de gedraaide, verdorde De zaden zijn zeer klein, bijna bolrond, gerimpeld. Juli—October. De zeer kleine, teere plant wordt licht over het hoofd gezien. Van Sagina en Moenchia, waarmee zij verwisseld zou kunnen worden, onderscheidt zij zich dadelijk door de gele, eenbladige bloemkroon en door den 4-tandigen, niet gedeelden kelk. Zij groeit gaarne in gezelschap van Juncus capitatus, Drosera rotundifolia en intermedia, Radiola linoides en Centunculus minimus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in West- en Zuid-Europa voor. Bij ons is zij vrij algemeen langs heipiassen en op afgeplagden Cicendia filiformis Fis. 69. bloemkroon (fig. 69). G. 2,5 mM-1,5 cm! 6 Erythraéa ') Ricli. D u i z e n d g u 1 d e n k r u i d. Kelk buisvormig met 5 uitstekende kanten en 5 lijnvormige slippen. Bloem- kroon trechtervormig, met verlengde buis en 5 gave of iets getande slippen. Meeldraden 5, meest op de keel der bloemkroon ingeplant. Helmknopjes na het ontlasten van het stuifmeel spiraalvormig gewonden. Stijl draad- vormig, afvallend.


Size: 1406px × 1778px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants