. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . holle buyckopvulden van het nat. De Bock blijft in de fuyck,Naet foete volgde het fuyr. De ^/?ligt op zijn luymen,En feght, Spits-broer t is tijd dat wij de kelder mij eerft gaen bezien of nieuwers eenen hondt)f luyen rekel light, diet ruchtbaer maeckt en kondt. (weKrom dij een weynich Bockydat ick eerft rechtaenfchou-De vrucht van ons geluck, ons blijdfchap lofs vanrou-Vlits buyght h


. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . holle buyckopvulden van het nat. De Bock blijft in de fuyck,Naet foete volgde het fuyr. De ^/?ligt op zijn luymen,En feght, Spits-broer t is tijd dat wij de kelder mij eerft gaen bezien of nieuwers eenen hondt)f luyen rekel light, diet ruchtbaer maeckt en kondt. (weKrom dij een weynich Bockydat ick eerft rechtaenfchou-De vrucht van ons geluck, ons blijdfchap lofs vanrou-Vlits buyght hij zijnen hals, en laet daer over gaen ( >en flimmen lofen Vofi, die hem focht te fchalcke ^eyntjen loert op zijn deur trapte treken*En laet den wijlen Baerddus in den pekel fteken ;Die deerlijck roept om hulpe, en klaegt in zijn verdriet ::ffij ziet en hoort hem wel, begeckt en acht hem niet.„ Zoo wie zij ooren wendt nae der verleyders fmceken,,„ Bij een gebaerde föock te recht wort hij geleken.„ Want foo de brave baerdt baert wijsheyd en verftandtr„ Dan vintmen meer Do&oors als fotten in het E e iij; 107 Warande der Dieren. 107* ®e !Beyr en de A Lfoo ifl den dief afgeloopen, die Rampfinito den Koning m A~^gypten zijn fchat (leien had een zeer groo-te fchat, om den wekken te fekerder te behouden,hij een bijfon-der vaft getimmer liet bouwen , ende daer binnen rontommeftricken, ende netten uytfpannen. t Gebeurde nu datter een ver-meten Dief door een gat in dat getimmer kroop, ende verhing enverwerde hem terftont alfo in de ftricken, dat hy nog voorwaertsnoch achterwaerts komen konde. Doen hy nu lang gearbeyt had,ende hem daer nietuyt redden konde,feyde hy:Hadick niet wil-len ftelen,fo waer ik in defe ftricken niet vervallen. HerodotOs. CV IL HOe jeucktmij mijne maege^hoe kittelën mijn zinnen,Om ergens eenen buytof leckren beet te vinnen,Sprack d onbefuyfte^Vyr: ick zien hier aendees zij,En val de korven aen, gelae


Size: 1715px × 1457px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1680, bookidvorstelijckewara82vond, booksubjectemblems