. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . Ziel te ooverwinnen, Dat wy dan met het finckend Jacht,Syn opgeheevenheyd ontmoeten, Op dat lich onder uwe voeten , Aisftof, verneedert fijne pracht, JaaibeteJ*/*/* hoogfte Heere, Sachtmoedig lammitje, heylig kindDat alle firengheyd ooverwint, Laat ons van u het ftryden leer en ♦ Gy zyt dat licht der vrindlykheyd, Zoogoed, enfoe


. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . Ziel te ooverwinnen, Dat wy dan met het finckend Jacht,Syn opgeheevenheyd ontmoeten, Op dat lich onder uwe voeten , Aisftof, verneedert fijne pracht, JaaibeteJ*/*/* hoogfte Heere, Sachtmoedig lammitje, heylig kindDat alle firengheyd ooverwint, Laat ons van u het ftryden leer en ♦ Gy zyt dat licht der vrindlykheyd, Zoogoed, enfoet, een bron der vreugde. Een wond vant gewas der deugden, Jaa, \Hme Godts^ van eeuwigheyd. Door-balüemt ons met uw genaade,Dan zullen wy gewaapend zynVoor aanloop van het hels fenyn, En al t belaagen van den quaade. Hey der LIEFDE J E S U. isr Heylig Antwoord. Maartij ^eggeu, Hebt uwvyanden lief, %ee°endfe dieu vervloec\en, doet wel den %enen die u baaten , endebid voor degeene die ugeweld doen , ende die u vervolgen. Opdat g-j meugt fandrcn %ijn uwes Vaaders die in de hecmelen ir,Wanthy doet fijnefonne op gaan over boofi enyoede , en reegentover reebtvaerdige endeonreebtvaerdtge, Matth. ƒ. 44., 4ï. Een itf V O N C K E N alleen, En anders geen,. Igaave iemand al bet goed van fijn hup voortleeft liefde*wnJoude hemt eenmaal veracbtw* Cant. 8. vers 7. Vde der L I E F D E J E S U. 15-7 Veele waateren en zouden deefe liefde niet kunnen up~bluften. Cant. 8. vers7. Ugroote Zee, zoo vreeilyk in h ontftellen! Die altyd hobt en tobt en woelt. En teegen zoo veel kuilen fpoelt,Zoo breed en diep, wie kan uw droplen tellen ? Hoe ftrekt gy uw gebied zoo veer en wyt •Wat hebt gy, woed en ongebonden,Van ouds, een ryken fchat verflonden, Die in uw Maag zoo diep verhoolen , hierby, het nat van alle uw baaren Niet flegs alleen tot Toeten wy n, Zeer koftJyk zou verandert zyn,Maar felfs, dat al uw dropjes paerlen waaren; En ieder gruys, van al uw grondig fand,( Bero


Size: 1440px × 1734px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1690, booksubjectemblems, booksubjectmysticism, bookyea