. De flora van Nederland. Plants. 526 — GRAMINAE. — FAMILIE 18. evenals de takjes aan den voet, meest slechts een aartje. Meest alleen de onderste tak der pluim met een takje aan den voet. Deze soort vormt een bastaard met Lolium perenne. Hoe zij daarvan is te onderscheiden, zie bij dezen bastaard. Biologische bijzonderheid. De bloemen zijn homogaam, hoewel de helm- knopjes zich meest eerst openen, als de stempels al uitsteken. Zoowel kruis- als zelfbestuiving heeft plaats en doet zaden vormen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant, die een uitstekend voedergras vormt, komt in geheel E
. De flora van Nederland. Plants. 526 — GRAMINAE. — FAMILIE 18. evenals de takjes aan den voet, meest slechts een aartje. Meest alleen de onderste tak der pluim met een takje aan den voet. Deze soort vormt een bastaard met Lolium perenne. Hoe zij daarvan is te onderscheiden, zie bij dezen bastaard. Biologische bijzonderheid. De bloemen zijn homogaam, hoewel de helm- knopjes zich meest eerst openen, als de stempels al uitsteken. Zoowel kruis- als zelfbestuiving heeft plaats en doet zaden vormen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant, die een uitstekend voedergras vormt, komt in geheel Europa in vruchtbare weiden en op grazige plaatsen voor. Zij is bij ons algemeen, vooral de vorm typica. Volksnamen. De naam beemdlangbloem wordt het meest gebruikt. In Salland spreekt men van bruine meele, op Overflakkee van haverbunt. F. arundinaceai) Schreb. Rietzwenkgras (fig. 464). Deze soort verschilt van F. elatior door de volgende kenmerken. De geheele plant is krachtiger, de wortelstok vaak vrij ver kruipend, de stengel is onder de pluim vaak iets ruw^ De onderste bladen hebben een ruwe scheede en een stijvere, naar boven ruwe schijf. De pluim is breed, meest aan den top overhan- gend, na den bloei meest wijd afstaand. De takken dragen 5-15 aartjes, de onderste heeft een, maar weinig korter dan dit, bijna evenveel (meest 5-8) aartjes dragend takje aan den voet. De aartjes (fig. 464) zijn langwerpig-eirond, dicht, meest 4-5- bloemig, wat korter dan bij de vorige, groen, meest violet aangeloopen. De kelkkafjes zijn lijnvormig, beide spits, het bovenste is iets langer. De vrucht (fig. 464) is langwerpig. 2|. 6-12 dM. Juni, Juli. De plant komt veel met F. elatior overeen, maar de halm en de bladen zijn tot dubbel zoo lang, breed en dik, de pluim is dubbel zoo lang en dubbel zoo rijk aan aartjes, doch de aartjes zijn armer aan bloemen en in verhouding breeder. Variëteiten zijn: 5. pseiido-lolidcea-) Grantzow. Pluim bijna trosvormig, de onderste takken 1-2 aartjes dragen
Size: 1400px × 1785px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants