. De godlievende ziel . -- ïOnientv, aiL<z/o, a-ucc /xciic intiem,&<~€, &£ i7i, pii/vcrmn/ re du ces ???c ! J<?6. ie , ^ ecciiiri, £*uic faciazzt titn, C / > C custcs /taninutn u<i7~e psjiuJti me c<pnr/a/7u/zi tiet f Icé y. a n H. H u ö e. VI. Hebbeikgezondigt, wat zal ik doen? O menfcbenboe- der, waerom hebt Gy my u tot een tegenloop geftelt. Job VII. 20. GEnae! genae! och, treed niet int gerichtMet myne ziel! zy beeft voor uw gezicht,Zy fiddert voor dien uitgetrokken degen,Ent fchittrendt zwaert. Och, och, wie kan hiertegen ? Genaê! nogheens, mynHeilant, och, Ge
. De godlievende ziel . -- ïOnientv, aiL<z/o, a-ucc /xciic intiem,&<~€, &£ i7i, pii/vcrmn/ re du ces ???c ! J<?6. ie , ^ ecciiiri, £*uic faciazzt titn, C / > C custcs /taninutn u<i7~e psjiuJti me c<pnr/a/7u/zi tiet f Icé y. a n H. H u ö e. VI. Hebbeikgezondigt, wat zal ik doen? O menfcbenboe- der, waerom hebt Gy my u tot een tegenloop geftelt. Job VII. 20. GEnae! genae! och, treed niet int gerichtMet myne ziel! zy beeft voor uw gezicht,Zy fiddert voor dien uitgetrokken degen,Ent fchittrendt zwaert. Och, och, wie kan hiertegen ? Genaê! nogheens, mynHeilant, och, Genaê! Op dat ik niet in dit gevaer verga»Ik zondigde. O Behouder van de menfchen,Wat kan ik doen ? ja zelfs, watkanikwenfchen, In dezen ftaet dus tegen u geftelt ? Gy hebt my door uw wapens neergevelt,En my geheel ontwapent. Myn verlangenIs nu alleen, dat ik uw krygsgevangen Lyfeigen u mag dienen ganfch en al. Ik geefmy zelve u over, en ik zal,Als een flavin, ja minfte der flavinnen,Door trouwen dienft vergeving zien te winnen. Nooit zal ik weer mynwinnaer eegenftaen. Nooit zal ik weer verkeerde gangen zal ik weer uw
Size: 1280px × 1952px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthordukeuniversitylibrarygilbertcollection, booksubjectem