. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. — COMPOSITAE. 365. B. Hoofdjes tot afgeronde kluwens opeen^clioopt, die tol een scherm of pluim vereenigd zijn. a. Bladen lanys den stengel afloopend , van boven ruw en groen. G. andalatam biz. 366. b. Bladen niet langs den stengel afloopend, niet zoo ruw van boven. aa. Bladen aan den voet versmald. Hoofdjes tot bebladerde kluwens vereenigd. Omwindselbladen in de bovenste helft kaal en droogvliezig. G. uli^inusam bIz. 366. bb. Bladen half stengelomvattend. Hoofdjes tot onbebladerde kluwens opeenge- hoopt, die tot een scherm-pluimvormige bloeiwijze


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. — COMPOSITAE. 365. B. Hoofdjes tot afgeronde kluwens opeen^clioopt, die tol een scherm of pluim vereenigd zijn. a. Bladen lanys den stengel afloopend , van boven ruw en groen. G. andalatam biz. 366. b. Bladen niet langs den stengel afloopend, niet zoo ruw van boven. aa. Bladen aan den voet versmald. Hoofdjes tot bebladerde kluwens vereenigd. Omwindselbladen in de bovenste helft kaal en droogvliezig. G. uli^inusam bIz. 366. bb. Bladen half stengelomvattend. Hoofdjes tot onbebladerde kluwens opeenge- hoopt, die tot een scherm-pluimvormige bloeiwijze zijn vereenigd. Omwindsel bijna geheel droogvliezig G. laleo-albam bIz. 366. Nog is gevonden G. piirpiireum, zie blz. 367. Volksnamen. In Twente en den Achterhoek van Gelderland geeft men aan de soorten van dit geslacht den naam zevenjaarsbloem, in Utrecht van roerkriiid. G. silvaticum') L. B O s c h d r O O gb 10 e m (fig. 446). Deze plant heeft een korten wortelstok, waaruit niet bloeiende stengels en 1 of meer rechtopstaande, onvertakte, wit- viltige, bloemdragende stengels komen. De bladen zijn cennervig, spits, van boven kaal wordend, van onderen witviltig, de wortelstan- dige zijn lijn-lancetvormig, naar voren breeder, gesteeld, de stengelbladen zijn lijnvormig, een- nervig en worden naar boven geleidelijk korter (zoodat de middelste niet de langste zijn). De hoofdjes staan alleen of in korte aren in de bladoksels, aan het bovendeel van den stengel zijn zij aarvormig gerangschikt. De omwindsel- bladen zijn ongelijk van lengte, aangedrukt, in de bovenste helft droogvliezig (bruinachtig), de buitenste zijn eirond of langwerpig-eirond, de binnenste meer elliptisch, alle zijn stomp. De bloemkroon is geelachtig wit. 3-4,5 dM. IL. Juli—September. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op droge, beschaduwde plaatsen in zand- en heidestreken voor en is bij ons vrij algemeen. G. norvégicum-^ Gunner. Noorsche droogbloem (fig. 447). Bij deze plant


Size: 1380px × 1811px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants