. Beknopt leerboek der plantkunde voor Nederlandsch-Indië. Plants. 173 planten. Van enkele geleiachtige soorten wordt agar-agar gemaakt, van andere soorten zijn de wanden met zooveel kalk doordrongen dat zi] hard en bros zijn en op koralen lijken, kalkwieren. Groenwieren leven ten deele in zee, ten deele in zoetwater of aan de vochtige lucht. Zeer merkwaardig zijn de Caulerpa's, fig. 193, die men in Indië op de koraalriffen en aan de steenen en palen van havenhoofden niet zelden vindt. Eenige raicroskopisch kleine, zeer eenvoudig gebouwde soorten van groen wieren zwemmen met behulp van trilhar


. Beknopt leerboek der plantkunde voor Nederlandsch-Indië. Plants. 173 planten. Van enkele geleiachtige soorten wordt agar-agar gemaakt, van andere soorten zijn de wanden met zooveel kalk doordrongen dat zi] hard en bros zijn en op koralen lijken, kalkwieren. Groenwieren leven ten deele in zee, ten deele in zoetwater of aan de vochtige lucht. Zeer merkwaardig zijn de Caulerpa's, fig. 193, die men in Indië op de koraalriffen en aan de steenen en palen van havenhoofden niet zelden vindt. Eenige raicroskopisch kleine, zeer eenvoudig gebouwde soorten van groen wieren zwemmen met behulp van trilharen rond. De geelwieren, kristalwieren of Diatomeeën zijn microskopisch klein, geelbruin gekleurd, met een kiezelpantser dat onder het microskoop allerlei fraaie, zeer regelmatige ^ ^, teekeningen vertoont, fig. 194. Zij komen zoowel in zee als in zoetwater zeer algemeen en in groote verscheidenheid van vormen voor. De kiezelschalen van afgestorven kristalwieren vormen hier en daar uitge- strekte afzettingen van diatomeeënaarde. Blauw wieren zijn de allereenvoudigste wieren, vele soorten vertoonen onder het microskoop langzame kruipende of glijdende bewegingsverschijnselen. Zij komen vooral in vuil water voor dat allerlei rottende stoffen bevat en vormen daarin zwarte, bruine of blauwgroene Fig. 194. Kiezelpautser van een Kristalwier, van terzijde en van bovenop gezien. Zwammen zijn evenals wieren zeer een- voudig gebouwde sporeplanten, die echter geen bladgroen bevatten en zich niet met het koolzuur uit de lucht kunnen voeden. Zij moeten hun voedsel hetzij uit andere levende organismen halen en p a r a s i t i s c h leven of zij voeden zich met afgestorven stoffen van plantaardigen of dierlijken oorsprong en leven dan s a p r o p h y t i s c h. Voor hun ontwikkeling hebben zij over het algemeen geen licht noodig zooals met de bladgroen bevattende planten wel het geval is. Meestal vindt men aan een zwam een fijn, draderig weefsel, oen m y c e 1 i u m, dat verborgen


Size: 1234px × 2024px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1920, booksubjectplants, bookyear1923