. Dichtkundige bespiegelingen op LVII gepaste in koper gebragte zinnebeelden; . Door veilige berichten. Hier L E E Z E R. Hier is de leidftar, hier de heirbaan tot de Deugd,En dEerkroon voor de Jeugd. Geloof my, nimmer zult ge-u in uw levensdagen,Van mynen Raad beklagen. Nu is er niets meer noodig te zeggen,dan dat ik den goedwilligen Lezer verzoek,dit boekje met aandacht en opmerking, zon-der Vooroordeel, te doorleezen, en naarmaate dat myn pen het oogwit getroffenheeft, myn yver den verdienden Lof te ge-ven; op dat dezelve niet worde gebluft, maaropgehelderd, en aangefpoord tot een ver-volg


. Dichtkundige bespiegelingen op LVII gepaste in koper gebragte zinnebeelden; . Door veilige berichten. Hier L E E Z E R. Hier is de leidftar, hier de heirbaan tot de Deugd,En dEerkroon voor de Jeugd. Geloof my, nimmer zult ge-u in uw levensdagen,Van mynen Raad beklagen. Nu is er niets meer noodig te zeggen,dan dat ik den goedwilligen Lezer verzoek,dit boekje met aandacht en opmerking, zon-der Vooroordeel, te doorleezen, en naarmaate dat myn pen het oogwit getroffenheeft, myn yver den verdienden Lof te ge-ven; op dat dezelve niet worde gebluft, maaropgehelderd, en aangefpoord tot een ver-volg dier leerzaame ftof. Op Op de Scichtelykc ZINNEBEELDEN Van den HeereARNOLD HOU BRAK EN. jL/oo maalt Houbraken ma zyn dood nog Tatereelen, Die teffens ons gelicht en onze zinnen fchaft hy Voedfel aan t aandachtige Gemoed,Dat zich met Lekkerny van Hcmelfpyzen blyft zyn Kunft en Vlyt, ioo hoog in top verheven,In al de harten der Nakomelingen keven. D. van HO OGSTRAATEN. HOU- Pag. ï HOUBRAKENS ZINNEBEELDEN. I. Gaat boven s menfchen Zie, hoe dit klein Papiere veldOns t groet Heeiai, uit s afgronds duifter Getoogen, kiaar voor oogen ftelt,In a! zyn dcelen ryk van luiiter Terwyl aan s hemels trans, by trans,Geflingerd van haar vloedgevaarre, Ontelbre irarren gaan ten dans,En dryven op haar eigen zwaarte. Een werkftuk vol van Majelïeit, En uook voiprezen Godlykheid, t Is 2 HOUBRAKENS I. ZINNEBEELD. t fs een zekere , en onbétwidelyke waarheid, datL alle dingen hun noodzakelyk eer/Ie begin moetenhebben , en in dat opzigt aan hunne oorzaak ver-fcbuldigdzyn. Niet is er in de waereld, dat in den eerden zyne vol-komenheid heeft; maar alles dygt daar toe by trap-pen. De gewaflen hebben hunne lente , en zomer,die hun rypheid geeft : en de levende fchepzelen (lap-pen in hunnen groeityd tot volkomenheid. Zelfs de-ze onze Befpiegelingen (welker minder of meerdergoedkeuring aan de eerde denking verfchuldigd blyft,)waren eenigen tyd voorleden NIET,


Size: 1670px × 1496px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bo, bookauthorfolkemajacob16921767, bookiddichtkundigebesp00houb