. De flora van Nederland. Plants. 548 — GRAMINAE. — FAMILIE Triticum caninum Fig. 488. De aar is lang en slap, tot bijna 2 dM lang, overhangend, aan den voet soms afgebroken, draagt een aartje aan den top, terwijl de spil taai is. De leden van die spil zijn meest alleen aan de kanten kort borstelig gewimperd, zelden zijn ze op de gewelfde vlakte dicht kort behaard. De aartjes (fig. 488) zitten vast aan de spil, zijn lancetvormig, meest tot 18 mMlang, meest 3-6- bloemig, lichtgroen. De kelkkafjes zijn niet of zwak gekield, lancetvormig, meest 9 en 10 mM lang, 3-5-nervig, het onderste is in


. De flora van Nederland. Plants. 548 — GRAMINAE. — FAMILIE Triticum caninum Fig. 488. De aar is lang en slap, tot bijna 2 dM lang, overhangend, aan den voet soms afgebroken, draagt een aartje aan den top, terwijl de spil taai is. De leden van die spil zijn meest alleen aan de kanten kort borstelig gewimperd, zelden zijn ze op de gewelfde vlakte dicht kort behaard. De aartjes (fig. 488) zitten vast aan de spil, zijn lancetvormig, meest tot 18 mMlang, meest 3-6- bloemig, lichtgroen. De kelkkafjes zijn niet of zwak gekield, lancetvormig, meest 9 en 10 mM lang, 3-5-nervig, het onderste is in een tot 3 mM lange naald toegespitst, het bovenste heeft meest geen naald of draagt er soms ook een. Zij zijn smaller dan de kroonkafjes. De bloemen zijn alle vruchtbaar en niet buikig. Het onderste kroon- kafje is lederachtig, heeft een afgeronden of iets gekielden rug, is meest 11 cM lang, 5-nervigen loopt uit in een nog langere (tot 25 cM lang) naald, die iets heen en weer gebogen is. Het valt met de vrucht af, terwijl het bovenste, dat 2-tandig is met de vrucht vergroeid is. De vrucht (fig. 488) is lijnvormig-langwerpig, ruggelings samengedrukt, aan den top behaard met een wijde, vlakke groef. De kiem heeft slechts een worteltje. 2].. Tot 2 M. Juni, Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in Midden- en in Noord-Europa in beschaduwde bosschen voor. Zij is bij ons vrij zeldzaam. T. répens') L. (Agropy'rum répens P. B.). Kweek (fig. 489). Deze soort heeft een meest lang kruipenden wortelstok met uitloopers. De stengels zijn rechtopstaand of opstijgend, slap ^v of stijf, glad en meest kaal. De bladen hebben een gladde en meest kale, steeds echter aan de vrije randen ongewimperde scheede en een vrij smalle, meest niet meer dan 5 mM breede, van onderen gladde of iets ruwe, van boven door op de nerven staande, naar voren gerichte knobbeltjes, zelden door zeer korte haren, ruwe bladschijf. De bladnerven zijn smal, iets van elkaar verwijderd. De aar is


Size: 1406px × 1776px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants