. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose : ende uytleggingen, in rijm verklaert . oudekaer:Vergaft mij, daermen fmetft oft altijd bruyloft Vdd Muy-. is gereed. Ter Stadwaert zij zichhaeflen,De Stad-muys vind haer woonft en wilkoomt haer ten laeftcnIns kelders diep gewelf, daer t niet min was onvrij,A is rijckeiijck verzorght van alle leckernij :Want s tafelknechts verfoeck haer beven deed*, en ijfen,Soo dik hij voorraets haelde om


. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose : ende uytleggingen, in rijm verklaert . oudekaer:Vergaft mij, daermen fmetft oft altijd bruyloft Vdd Muy-. is gereed. Ter Stadwaert zij zichhaeflen,De Stad-muys vind haer woonft en wilkoomt haer ten laeftcnIns kelders diep gewelf, daer t niet min was onvrij,A is rijckeiijck verzorght van alle leckernij :Want s tafelknechts verfoeck haer beven deed*, en ijfen,Soo dik hij voorraets haelde om s Mcefters difch te :En (leurden cMuyfo. mael, nu met, nu fonder kaers,Naer t rifpelen jeloers. De Vdd-Muys vol gevaers,Sprack,Smaek noch foetigheyd aenbrengtmij t lecker eten:Int veyligh kies ick liefft rauw bonen en erweten. „Wie foberlijcken leeft int vrije en open veld, (cjuelr, 5, Die swcreits pracht verfmact, engoud-fucht nieten 3,Smaeckt droogh broodt fuycker-foec, als dhongerhem komt nooden,„Daert hoffwalght vantgebraet, noch fmaeck vindt intgefoden,„ Want laegheydts armoed is het vcylighfte van al,Daer hoogheydts weelde daeltjkomt plotfjlijck ten val. 3: 7i Dd ïoi Warande der Dieren, lOï, Ouden Man en Dood^. SUick een gelegentheyt had het met den wereltwijfen man An--tifthene. want als defe in een fware krankheyt was gevallenzen-de groote fmerten leedcjo wenfchte hij te fierven,om alfo vandefmerten vrij te zijn. Ais nu Dïogenes dit vernam,liep hij tot hemmet een bloote ponjaert, om hem van al zijn fmerten te verfchrickte Antiflhenss, ende feyde: dat hij niet begeerde tefier ven, niaer dat Diogenes zich zijner fmerten wilde ERTIÜ s. CL E En ftock-öud ^ey^iger lancx ongebaendc wegen,Met een zwaerwichtigpack zich vond geheel verlegen:-De laft hem overweeght, hij ziet des weeghs geen eynd:Hij zucht, hij hijghc, hij fteent vol kommer en laetften afgemat aenvanght hij dus te klagen :Gebeurt u dan geen ruft, zelfs in uwe o


Size: 1721px × 1452px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorvondeljoostvanden1, bookdecade1680, booksubjectemblems