. De flora van Nederland. Plants. 270 PLANTAGINACEAE. — FAAMLIE Verbena officinalis Fi". 335. De bloemen zijn klein, zittend en vormen veelbloemige, zeer losse eind- en okselstandige aren, die naar boven tot een groote, losse pluim zijn vereenigd. schutbladen zijn lancetvormig, toegespitst, korter dan de kelk. Deze is buisvormig, behaard, bijna vierhoekig en heeft 5 ongelijke, korte tanden (fig. 335). De bloemkroon (fig. 335) is bleeklila, trompetvormig met uitstekende, naar boven iets verwijde en gekromde buis en een bijna vlakken zoom met 5 weinig onge- lijke slippen (iets 2-l
. De flora van Nederland. Plants. 270 PLANTAGINACEAE. — FAAMLIE Verbena officinalis Fi". 335. De bloemen zijn klein, zittend en vormen veelbloemige, zeer losse eind- en okselstandige aren, die naar boven tot een groote, losse pluim zijn vereenigd. schutbladen zijn lancetvormig, toegespitst, korter dan de kelk. Deze is buisvormig, behaard, bijna vierhoekig en heeft 5 ongelijke, korte tanden (fig. 335). De bloemkroon (fig. 335) is bleeklila, trompetvormig met uitstekende, naar boven iets verwijde en gekromde buis en een bijna vlakken zoom met 5 weinig onge- lijke slippen (iets 2-lippig). De meeldraden zijn 4 in getal, tweemachtig, op de bloemkroonbuis ingeplant en er niet uitstekend, de 2 achterste zijn soms onvrucht- baar. Het vruchtbeginsel is langwerpig, vierzijdigen draagt een stijl, die evenlang is als de kroonbuis. De vrucht (fig. 335) is langwerpig, in den kelk inge- sloten en splitst zich in 4 deelvruchtjes (fig. 335). 3-9 dM. 4. Juni—Herfst. Biologische bijzonderheden. De plant heeft homogame bijenbloemen. Door den onderlaag van het vruchtbeginsel wordt honig afgescheiden en deze wordt in den voet der korte kroonbuis geborgen. Daar bevindt zich een haarring, waardoor kleine insecten verhinderd worden, honig te rooven. Doordat het voorste deel der bloem horizontaal staat, is het stuifmeel en de honig tegen regen beschut. Het zijn honigzoekende kleine bijensoorten, die op de onderste slip der bloemkroon gaan zitten. Vier rijen schuin naar boven gerichte borstels noodzaken ze om hun slurf in de tusschenruimten door te schuiven. Daarbij strijkt die slurf eerst langs de met een haarkrans overdekte helmknopjes en daarna langs den stempel. Bij dat strijken langs de helmknopjes blijft er aan de slurf weinig stuifmeel zitten, daar de opengesprongen vlakten ervan schuin naar beneden naar den voet der bloem zijn gekeerd. Integendeel draait de indringende slurf de met stuifmeel bedekte zijden nog iets meer naar achteren. Trekt het dier echter de slurf
Size: 1370px × 1823px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants