. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . gewennet was, ende hadfe vanzijn moeder geleert > kondfe daerom niet laten. Cuspinia- XSi. XXII. DE fchelpe-Drager Kreeft wilde haers gelijk aen wijzen,Dat tvoor waerts fwemmen meer als taerflen is te prij-Al was t fchoon dat nature haer luyden in dit deel (fcn:In t fcheppen hadde ontbloot van fchoonheyd al geheel,Vermits zy andren hadde op andre wijs gegevenMet vinnen door het vocht recht voo
. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose . gewennet was, ende hadfe vanzijn moeder geleert > kondfe daerom niet laten. Cuspinia- XSi. XXII. DE fchelpe-Drager Kreeft wilde haers gelijk aen wijzen,Dat tvoor waerts fwemmen meer als taerflen is te prij-Al was t fchoon dat nature haer luyden in dit deel (fcn:In t fcheppen hadde ontbloot van fchoonheyd al geheel,Vermits zy andren hadde op andre wijs gegevenMet vinnen door het vocht recht voorwaerts uyt te donderwefen Kreeft fprack zijnen macker aen,Dewijl hy t had geleert hy zoudet eerft beftaen,n als een leerlijckbeelt het vochte velt doorploegen,y wilde recht op t fpoor hem nae te volgen voegen.„ Ghy die t voortreflijck ampt eens leeraers vaft bekleet,„ En andren haer gebreck te toonen zijt gereet,, U zei ven eerft beftiert, wilt in u zelf genezenT geen ghy in andren meynt beftraffelijck te wezen:3, Want als ghy andren leert,en blijft van t goede fchuw,„ Zoo blijft een dobbel fonde en grover vleck in u. G iij 2 3 Warande der Dieren* 2 3. Een Kraey en f Schoep. c SO als liet Schaep de Kraey, foo heeft Theodorus Cyrenus denTyran Lyjtmachogeantwoort. WantdsLyfimachus Theodo-rum groufaem plaegde,en hy t alles met groote lijdfaemhey t en defachtmoedigheyt verdroegh, foo wierde Lyfimachtfo noch veel,, duller, ende dreygde hem den doodt, Doe fèyd Theodorus,i9 Ghy dreygt my arme krancke Menfche den doodt -, maer hebt„ghy een hert int lijf, fbogaet heen en dreygt een machtigh*, Heer om t leven te brengen , Cicero. XXIII. ■ L J E En hongerige Raef tot ftelen altijd vluggeVloogh t witgewolde Schaep op zijnen bonten rugge:Uytpluckende vant vlies de wol gelijck verwoetDoorpickt het blancke vel, en zuypt t onnoofle Lammeken lijd fmert,doet niet dan droevigh blaren $Maer kan de vogel nóch verfchricken noch het ten leften fpreeck
Size: 1746px × 1432px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookdecade1680, bookidvorstelijckewara82vond, booksubjectemblems