. Alle de wercken, so ouden als nieuwen . n ?En door een ftil geknaegh ren leften omme-keeren ?Hy gaet een ftaegen tret, en, fonder groot door het vinnigh ftael, en holt de rotfen uyt; Hy lyS H U Y S - M Hy druckt een harders Stel, liy ruckt palley fen onder,Hy toont in fijn beleyt meer krachten als een donder,Meer als het felfaem vyer dat uy t den hemel berft,AVanneer een ftrijdigh vocht is tegen een geperlt:Want als den blixem raeft met lijn gcrackte ftralen,Hy treft een harde rots, en nier de lachte dalen >Al wat maer eenighfins betpont een Toeten acrt,Dat is voor defen brant
. Alle de wercken, so ouden als nieuwen . n ?En door een ftil geknaegh ren leften omme-keeren ?Hy gaet een ftaegen tret, en, fonder groot door het vinnigh ftael, en holt de rotfen uyt; Hy lyS H U Y S - M Hy druckt een harders Stel, liy ruckt palley fen onder,Hy toont in fijn beleyt meer krachten als een donder,Meer als het felfaem vyer dat uy t den hemel berft,AVanneer een ftrijdigh vocht is tegen een geperlt:Want als den blixem raeft met lijn gcrackte ftralen,Hy treft een harde rots, en nier de lachte dalen >Al wat maer eenighfins betpont een Toeten acrt,Dat is voor defen brant en hare kracht bcwaert -, O E D E R. Maer fiet! de rouwe tijt vertreet oock teere rofen,Die m de (leden lijn, die op de velden blofen; Ach I fnfic maeghden lelfs: e^-laes! het monfter eetHet fchoonile dat men vint, het belle dat men voor een tijt de pccrel van de Griecken,In wit gelijck de fnee, in blos gclijck de kriecken, Ging eenmael, nu bedaeght,ontrent een fpicgel flaen,En fprack hacr eygen felfs met droeve klachtcH acn:. Eylaes! wie ben icknu ? en wie, eylaes I te voren ?Al wat ick eenmael was, dat is in my verloren,lek foecke wat ick magh, ick foecke met verdriet,Maer dat ick ben geweeft, en vind ick éfter niet:Ick fie m ij n eygen beek hier in de kamer ha ngen,Met fchoon gekrinckelt hayr,en met gébloofde wangen,Een beek dat mijne jeught ten nauften eens geleeck,Eer Paris over zee naer onfe kiiften weeck:Maer als ick mijn gelaet nu eenmael gae bekijcken,En wil het metet beek in allen vergchjcken. aSoo word ickongefint, en dat van enckel fpijt,Het fchijnt dat my een fweert tot in de ficle fnij t:Is t niet een felfaem ding ? daer is eén ruy mer levenAen menigh dom gewas, aen menigh beeft gegeven -,Befiet den harden Pijn, den Ceder en de Maft,Befiet den Qiialfter-boom (/-) die fonder eynde den wilden Olm ten hooghften opgedreven,Befiet den fteylen Efch tot aen den hemel fweven,Bellet hoe Dennen-hout tot in de lucht belent,En dat geen Ey ck en fter
Size: 1830px × 1365px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorcatsjacob15771660, bookcentury1600, booksubjectemblems