. De flora van Nederland. Plants. Biologische bijzonderheid. De op bezoek komende insecten moeten hier, om b\\ den lioni<^^ te komen, een lanj^ere slurf hebben dan bij C. arvense. Het zijn vooral bijensoorten met ianjj[e slurven. Voorkomen in Europa en in Nederland. De soort komt in j^elieel Europa aan we^kanten, op onbebouwde plaatsen en in weiden voor en is bij ons algemeen. De var. is tusschen Utrecht en Bunnik gevonden. Volksnamen. In Friesland heet de plant blauwe stekel, breedbol, speer- stekel en breedkopstekel, in Groningen doornstiekel, op Texel breedkop, op Overflakkee ossenstekel


. De flora van Nederland. Plants. Biologische bijzonderheid. De op bezoek komende insecten moeten hier, om b\\ den lioni<^^ te komen, een lanj^ere slurf hebben dan bij C. arvense. Het zijn vooral bijensoorten met ianjj[e slurven. Voorkomen in Europa en in Nederland. De soort komt in j^elieel Europa aan we^kanten, op onbebouwde plaatsen en in weiden voor en is bij ons algemeen. De var. is tusschen Utrecht en Bunnik gevonden. Volksnamen. In Friesland heet de plant blauwe stekel, breedbol, speer- stekel en breedkopstekel, in Groningen doornstiekel, op Texel breedkop, op Overflakkee ossenstekel, in Zeeuwsch-Vlaanderen paardestekel. C. erióphorum') Scop. Wollige vederciistel (fig. 535). Deze plant is stijf stekelig. De stengel is krachtig, rechtopstaand, vertakt, wollig behaard, niet gevlengeld, roodachtig aangeloopen. De bladen zijnvin- deelig met meest tot aan den voet 2-spletige slippen en lijn- lancetvormige slipjes. Zoowel de slippen als de slipjes loopen â in stekels uit. De bladen zijn verder stijf, van onderen wit- of grijsviltig, met sterk omgerolden rand, zij zijn van boven met kleine stekels bedekt. De stengelbladen zijn met harl- vormigen voet stengelomvattend, niet afloopend. De hoofdjes zijn bolrond, meest alleenstaand, groot (4-5 cM in middellijn), zij zijn niet omhuld of aan den voet zitten kleine schutbladen. Het omwindsel is bolrond, meest dicht spinnewebachtig. De omwindselbladen zijn lancetvormig en eindigen in een lijnvormige, afstaande, naar boven meest weer verwijde (vaak spatelvormige), daarboven zachtstekelige punt (fig. 535). De bloemkroon is violet-purper, evenals meest de aanhangsels van de omwindselbladen, welke er niet boven uitsteken. De randbloemen zijn tweeslachtig, de schijfbloemen meest onvruchtbaar. De vruchten zijn zwart gevlekt. 6-12 dM. OGJ. Juli, Augustus. De bloemen rieken aangenaam naar vanille en worden dan ook gaarne door bijen bezocht. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Zuid-Europa op onbeb


Size: 1531px × 1631px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants