. Nederduytsche poëmata . t fijn Beledight honigh-werck tenerenequit ab-errando Diehonigh profequar Pizardi Bëemen end getruer fet haar lingua promptum langh het & fallaci • CaiteLLa &noftro deglubic in een Land marfatijque men er^hens naat halen naar tot danck jonghe gheyt bef&affingh1^ het beft Andere geringhemis-ftellinghen, die evenwelfeer weynigb fijn, fal de goed-willighe Lefcr felfs gelieven te veranderen. Pag; I Nedcr-duytfche Poëmata VAN Adrianus Hofferus Zirizasus, Rentmeefler Generaal Over de GraafFelijcke Domeynen van Zeeland Beöofterfcheld. Lofdicht ter eerenGodes over degroote We


. Nederduytsche poëmata . t fijn Beledight honigh-werck tenerenequit ab-errando Diehonigh profequar Pizardi Bëemen end getruer fet haar lingua promptum langh het & fallaci • CaiteLLa &noftro deglubic in een Land marfatijque men er^hens naat halen naar tot danck jonghe gheyt bef&affingh1^ het beft Andere geringhemis-ftellinghen, die evenwelfeer weynigb fijn, fal de goed-willighe Lefcr felfs gelieven te veranderen. Pag; I Nedcr-duytfche Poëmata VAN Adrianus Hofferus Zirizasus, Rentmeefler Generaal Over de GraafFelijcke Domeynen van Zeeland Beöofterfcheld. Lofdicht ter eerenGodes over degroote Weldaden den Chriflenen boven andere iMenfchen 3 ende Scheü^fels beTlpeJen» Y N G eeft word aangedreven,Mijn tongh begint te leven End berft vry vvilligh uyt,lek wil den Heere finghenjHy doetmy groote dinghen, Mijn Ziel, maackt bly die is al in naar fijn wel gevallen Elck dingh fijn w^efen kond u op der eerdenDoen wefèn kleyn van \ fnoodfte dateer leeft. A Maai,^. Maer hy vol liefd in defèti, j i j \ > , /• • Schiep u een Menfch ia t weienj, ^ EndfteldLI heeft u lbo begoedighc,Gefegherit, overvloedight, End voor^ end na den vaLHy heeft in u almachtighSijn beeld gedrnckt warachtigh, Maarmeeft in Ziel, end fijt ghy geprefènVooral dat hier metwefèn Oyt is verciert Ziel is een, haar krachtenSijn fchoon, end^ groot te achtenj, Uw Ziel niet derven kan,Uw Ziel alleen kan fwevenAls geeftIijck na dit leven^ Noyt lagh haar eenigh Ziel was vol van redenGefchapen, end* van feden> Daar by een reyne wil^De tochten van uw herteEn maackten u gheen jfinerte, Maar hielden haar ganfch ( hert was vol van vrueghden^Vol kennis, rijck van dneghden. End vol gerechtigheyd^Ghy waart als God op eerdenVol liiyfters, groot van weerden^ Begaaft met heyligheyd. Ghf Ghyheerfchfte over dieren,Oock fèlfs wreed van manieren^ Sy ginghen aan de hand,Sy moeften nederbuyghenAls Lammeren die luyghen/ Ende


Size: 1575px × 1587px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1600, bookdecade1630, booksubjectemblems, bookyear1635