. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose : ende uytleggingen, in rijm verklaert . DE ÏVolfA^ï fchapcn vrees, door t al te gulzig flickenAen een verzwolgen been fchier meynde teverftic-Dies hy op hoop van hulp de langgchalide Kraen (ken,Met veel beloften heeft verwilght, zijn leet Kraeii op winil: verzot, heeft ftout en onverfchrockenUyt dopgefperde keel des ffolfs het been als zy nu om loon heeft (wel verdient)


. Vorstelijcke warande der dieren : waer in de zeden-rijcke philosophie, poëtisch, morael, en historiael, vermakelijck en treffelijck wort voorgestelt : mit exempelen uyt de oude historien, in prose : ende uytleggingen, in rijm verklaert . DE ÏVolfA^ï fchapcn vrees, door t al te gulzig flickenAen een verzwolgen been fchier meynde teverftic-Dies hy op hoop van hulp de langgchalide Kraen (ken,Met veel beloften heeft verwilght, zijn leet Kraeii op winil: verzot, heeft ftout en onverfchrockenUyt dopgefperde keel des ffolfs het been als zy nu om loon heeft (wel verdient) getaelt,Heeft met deze antwoort haer t geholpen dier betaek tWat plompheyd kleeft u aen^dat gy nog eyfcht is niet loons genoegh derbarmlijcke verfchooninghZoodadelijckbetoont? doenick,hoe wreetgeaert,U keel in mijne keel medoogende heb uwer ftraten gaet, gaetheenenuwer ftraten ,En t leven hebt te loon, dat ick u heb gelaten. „ Dondanckbre nimmermeer t erkennen is bereet„ De \veldaed en de deughd die aen hem is , Zich zelven kend hy niet,blijft trots,ftout en hovaerdigh,,,Tkoomt (waenthy) hem al toe, en is noch meerderwaerdigh, E ij H W ARA NT DE DER DiEREX. 14. T>E(Jchen-boom en V S Ukken hoöghmoedc heeft bewefen de fladt Tjrus. Want als Alexander deGroote even als een groote Storm-wint in t Landt van Thaniciam viel,hebben de kleyneftedenhacrverootmoedighten t hooft inde fchoot geleyt,ende zijn daerom van Akxander verfchoont. Maer Tyrus verliet hem op zijnmacht ende fterkte, endc fet hera tegen Akxander met al zijn kracht. Diesgreep hy de Stadt met groot gewelt aen, namle in, ende brack alle Huylènende Palleyfen ten gronde af. Alfdoen hebben de kleyne ftedekens, onbe-Tchadight zijnde mogen feggen: Och hoe nut endenoodighill:datmcn zijameerder ende geweldiger wijckt 1 XIV. DEn dick gegrocydcn Efch^ wiens fteyle toppen gingenRecht nae de fterren toe en s Hemels zolderingen,Trotzeerde, dat hy (tont verheven int foreeft,Spijt d


Size: 1703px × 1467px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorvondeljoostvanden1, bookdecade1680, booksubjectemblems