. Landreis van 't Prins van Wallis Fort aan Hudsons Baai naar den Noorder-Oceaan [microform] : ondernomen op bevel van de Maatschaapij der Hudsons Baai ter ontdekkinge van koper-mijnen, een noord-west doortogt, enz. in de jaren 1769, 1770, 1771 en 1772. Matonabbee, 1736?-1782; Matonabbee, 1736?-1782; Indians of North America; Natural history; Indiens; Sciences naturelles. ^ v/ LANDREIS n. 'I« ⢠De kant der rivier is aan de raecste plaatzcn zeer hoog, aan zommi^e plaatzen zelfs niet minder dan honderd voeten boven de gemeene oppervlakte van 't waier. De /[^rond is 'er leemaclitig en zeer onde


. Landreis van 't Prins van Wallis Fort aan Hudsons Baai naar den Noorder-Oceaan [microform] : ondernomen op bevel van de Maatschaapij der Hudsons Baai ter ontdekkinge van koper-mijnen, een noord-west doortogt, enz. in de jaren 1769, 1770, 1771 en 1772. Matonabbee, 1736?-1782; Matonabbee, 1736?-1782; Indians of North America; Natural history; Indiens; Sciences naturelles. ^ v/ LANDREIS n. 'I« ⢠De kant der rivier is aan de raecste plaatzcn zeer hoog, aan zommi^e plaatzen zelfs niet minder dan honderd voeten boven de gemeene oppervlakte van 't waier. De /[^rond is 'er leemaclitig en zeer onder- hevig, om .^.Ldiirende den korten zomer bij fterke regenvlajjen weg te fpoelen. ^ij 't ontdoijen van \ ijs in de lente, heeft 'er jaarlijks ecne groote over- ftrooming plaats, bij welke gelegenheid, zoo als men mij zeide, ganfche brokken weggefpoeld werden» en dewijl het hout digt aan den kant van 't water groeit, worden vetrle boomen door den geweldigen ftroom Vin 't water en 't ijs medcgeneept en gevoert naar het reeds gemelde groote meir, aan welks ftranden en eilandeirde grootftc menigte drijfhout ligt, het welk ik ooit weet gezien te hebben, van 't welk zoniraige ftukken zoo groot en zwaar waren, dat men dezelve zou kunnen gebruiken tot masten voor de grootfte fchepcn, welke men efgens bouwt. " De over dezer rivier is over 't geheel zoo ïleil, dat en dier n denzelven naauwlijks kunnen be- klimmen , uitgezonderd aan zommige plaatzen daar geulen of fleuven zijn door fterke regens, overftor- tingen en oveiftroomingen veroorzaakt, en deze lleu- ven zelf zijn moeilijk te beklauteren, uit hoofde van de menigte zwaare boomeu, welke in den weg lig- - 1- het endere boschhout. â Ook daar, waar men kap* hoeft, om een hof tegen ftormwinden te be- fchuiten, laat men de agtfte of tiende boom hoog op- â fchieten, zulke boomen noemt men, vooral in Pruis* yè/i, ftormwllgen, F, ;: â < 'â¢m' V . / '\. Please note that these images are extracted fr


Size: 836px × 2990px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., booksubjectindian, booksubjectindiens, booksubjectnaturalhistory