. De flora van Nederland. Plants. 502 — ONOGRACEAE. — FAMILIE Circsea luietlai^a Fi2. 612. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in West- en Zuid-Europa op moerassige plaatsen en in vijvers voor. Bij ons komt zij vooral in stroomend water in heide- en veenstreken voor, doch is er zeldzaam. 5. Circaéa') L. Heksen kruid. C. lutetiana-) L. Stevenskruid (fig. 612). Deze plant heeft een wortelstok, die ver voortkruipende, dunne uitloopers vormt. De stengel is teer, doorschijnend, meestal verspreid zacht behaard, is al of niet vertakt, rechtopstaand. De bladen zijn tegenover


. De flora van Nederland. Plants. 502 — ONOGRACEAE. — FAMILIE Circsea luietlai^a Fi2. 612. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in West- en Zuid-Europa op moerassige plaatsen en in vijvers voor. Bij ons komt zij vooral in stroomend water in heide- en veenstreken voor, doch is er zeldzaam. 5. Circaéa') L. Heksen kruid. C. lutetiana-) L. Stevenskruid (fig. 612). Deze plant heeft een wortelstok, die ver voortkruipende, dunne uitloopers vormt. De stengel is teer, doorschijnend, meestal verspreid zacht behaard, is al of niet vertakt, rechtopstaand. De bladen zijn tegenoverstaand, teer, hartvormig-eirond tot langwerpig, toegespitst, getand, dof, met onge- vleugelden, van boven van een groef voorzienen, behaarden steel. De bloemen zijn klein, wit, vaak roodachtig aangeloopen en staan in losse eind- en oksel- standige lange trossen, zonder schutbladen. De bloemstelen zijn klierachtig behaard. De kelk heeft een korte buis, die boven het vruchtbe- ginsel vernauwd is en is 2-deelig met eironde, teruggebogen, spoedig afvallende slippen, die van onderen bleekrose of purperkleurig zijn, van boven bleekgroen en fijn behaard. De kroon- bladen zijn 2 in getal, diep omgekeerd hart- vormig, aan den voet afgerond, even lang als de kelk. Meeldraden zijner 2. Op het vruchtbeginsel zit 1 stijl met 2 stempels. De vrucht is klein, omgekeerd eirond (peervormig) en is tamelijk los met stijve, haakvormige borstels bezet (fig. 612), is 2-hokkig, die ieder 1-zadig zijn en springt niet open. 3-6 dM. 4- Juni—September. Biologische bijzonderheden. De plant is een typische boschplant, zooals blijkt uit den bouw der bladen (zie de plantenformaties der bosschen). Het opkruipen van diertjes naar de bloemen wordt belet door de klierachtige beharing der bloemstelen, terwijl raphiden in de bladen (zie familieoverzicht) deze beschutten tegen slakkenvraat. Het zijn vooral kleinere zweefvliegen, die de bloemen bezoeken en daarvoor zijn zij dan ook evengoed ingericht als


Size: 1442px × 1733px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants