. Des wereldts proef-steen, ofte, De ydelheydt door de waerheyd beschuldight ende overtuyght van valscheydt . aer fijn fiele niet uyt dit ghefpreeck te fcheyden,Wildick wel dat fy myfeyden Die GOEDEN DR ANC K. 8? Die foo drincken dagh en nacht Op het bier en wijn-ghelach,VVaerom datternoch verfchijnenSoo veel bekers brande-wijnen, En noch toeback, blat op blat, En noch ick en weet niet fpreken, die daer teiren,Scgghen,- T is om te weiren: Lieve Godt wats dit ghefeydt, Is dat dranck tot dit beleydt ?Sekerlaet onshiermefluyten,En die dronckaerts ftooten buyten, En


. Des wereldts proef-steen, ofte, De ydelheydt door de waerheyd beschuldight ende overtuyght van valscheydt . aer fijn fiele niet uyt dit ghefpreeck te fcheyden,Wildick wel dat fy myfeyden Die GOEDEN DR ANC K. 8? Die foo drincken dagh en nacht Op het bier en wijn-ghelach,VVaerom datternoch verfchijnenSoo veel bekers brande-wijnen, En noch toeback, blat op blat, En noch ick en weet niet fpreken, die daer teiren,Scgghen,- T is om te weiren: Lieve Godt wats dit ghefeydt, Is dat dranck tot dit beleydt ?Sekerlaet onshiermefluyten,En die dronckaerts ftooten buyten, En ghetuyghen voor de lien Dat een wijs man moet belien,Dat den doi ft min fal verdwijnenDoor foo veel verfcheyde wijnen^ Iae noch meer ontfteken wordt, Hoe-men meer int lichaem dan uwe wijde fluyfen,En doet dit bedrogh verhuyfen$ Noyt en wordt de maegh verkoelt Alf-men in den wijn foo uyt tkalck foo kan-men leeren,Dat-men doet den brandt vermeeren (Soo-men alle daghe fiet) Hoe-men daer meer nats in ghiet. YDEL- 88 VAN BESCHVLDINGHE. YDELHEYDT. JMatlpijdtingherechten rijck,. WAERHEYDT. Js etn^rttchtigh rame-lijck. VVAER- COSTELICKEMAELTIDEN. 8p VVAERHEYDT. IC k en weet wat doen als heden,Als ick fie den pracht der fteden,En den grooten overdaetIn het huys,en op de weynigh compt te ghevenOm de ficl, en t eeuwigh leven-, Maer alleene dit bemerekt Dat ons in de pracht verfterektSal ick lacchen, lal ick duchten»Sal ick finghen, Tal ick luchten-, Sal ick blijde zijn, ofc droef, Seght wat dient tot mijn behoef?Weent (beminde,) lacht oock mede,Als den VVijfen eertijdtsdede; Lacht om al de fottigheydt, Schreydt om al de is feer fwaer voor ons om draghen,Dat wy fïen in onfedaghen, Wat al pracht en ydel waen In bancketten veel datter wordt ghefletenDaer maer fnoepers af en eten, Alleen om een hooghen naem, Aen de fiel on-aenghenaem. M En 00 COSTELICKEMAELTIDEN. En de fiele wordt verfteken,Niemant wilt haer broot ee


Size: 1809px × 1382px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1600, bookdecade1640, booksubjectemblems, bookyear1643