. De Dierentuin van het Koninklijk Zoologisch Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam. Zoos; Birds. staart. IJiiar wdeiidccd i* i)ruin. Ijetgeen (i|i ilcii bovenkop en nek in roestbruin overgaat, en op de voorhelft der wangen door wit, op de achterhelft door zwart vervangen wordt. â Paradoxornis unicolor heeft eenen zwakkeren bek en is roodachtig bruin met eene giijze keel. â De kleinere Paradoxornis gularis is op de bovendeden roestbruin, op de onderdeelcn wit; maar de kop is grijs, en eene streep, die aan weerszijde van het voorhoofd om den nok l(Hi|it. en de keel zijn zwart. DE KRUIS


. De Dierentuin van het Koninklijk Zoologisch Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam. Zoos; Birds. staart. IJiiar wdeiidccd i* i)ruin. Ijetgeen (i|i ilcii bovenkop en nek in roestbruin overgaat, en op de voorhelft der wangen door wit, op de achterhelft door zwart vervangen wordt. â Paradoxornis unicolor heeft eenen zwakkeren bek en is roodachtig bruin met eene giijze keel. â De kleinere Paradoxornis gularis is op de bovendeden roestbruin, op de onderdeelcn wit; maar de kop is grijs, en eene streep, die aan weerszijde van het voorhoofd om den nok l(Hi|it. en de keel zijn zwart. DE KRUISBEKKEN. LOXIA. Men dient onder dezen naam niet slechts onze kniishekkni zamen te vatten, die de punten van den b(.'k verlengd en kruiselings over elkaar gebogen liebben, maar ook eenige andere vogels, bij welke de gedaante van den bek min of meer in het oog vallende wijzigingen vertoont. Het zijn vinkvogels van een stevig maaksel, eenen aan liet einde ingesneden staart, en i\(' oude mannetjes zijn veelal fraai van kleur. Bij de eigenlijke kruisbekkcn zijn de beide helften van den snavel puntig verlengd en kruiselings over elkaar gebogen. De jongen hebben een geelachtig grijsbruin vederkleed, met zwartachtige, overlangsche vlekken. Bij de oude wijfjes trekt de grondkleur in het geel- en groenachtige, en de vlekken zijn ond\iidelijk. De oude mannetjes daarentegen nemen eene gele tint aan, die echter weldra, maar slechts in den vrijen staat, in een fraai, op dat der aalbezien gelijlieiid rood overgaat. Deze vogels bewonen de koude en gematigde streken van het noordelijk iialfrond, zuidelijk tot Nepaul. Zij houden zich in sparrebosschen op, eten het zaad van boomen, vooral van sparreboomen, en weten het, met hulp van liaren bek, met groote behendigheid, uit de pijnappels te halen. Zij klimmen tot dit einde op de boomen rond, dikwijls ook, gelijk de papegaaijën, met behulp van liun bek. Zij plaatsen hun nest op sparreboomen, broeden dikwijls reeds in de eerste maanden van het j


Size: 1252px × 1996px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1870, booksubjectbirds, bookyear1872