. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. — COMPOSITAE. — 367 Dc hoofdjes zijn gestccld en tot onbebladerde, aan liet einde van den stengel en der takken scherm-pluimvormig bijeenstaande kluwens opeen- gehoopt. De omwindselbladen zijn alle bijna even lang, aanliggend, kaal, bijna geheel droogvliezig (geelachtig wit), de buitenste zijn lancetvormig, de binnenste langwerpig. De bloemen zijn oranje. De binnenste hebben dunne, buisvormige, boven iets verwijde, 5-tandige bloemkronen, die der buitenste zijn draadvormig, 2-3-spletig. Het vruchtpluis is wit, afvallend. De vrucht is smal cylindris


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. — COMPOSITAE. — 367 Dc hoofdjes zijn gestccld en tot onbebladerde, aan liet einde van den stengel en der takken scherm-pluimvormig bijeenstaande kluwens opeen- gehoopt. De omwindselbladen zijn alle bijna even lang, aanliggend, kaal, bijna geheel droogvliezig (geelachtig wit), de buitenste zijn lancetvormig, de binnenste langwerpig. De bloemen zijn oranje. De binnenste hebben dunne, buisvormige, boven iets verwijde, 5-tandige bloemkronen, die der buitenste zijn draadvormig, 2-3-spletig. Het vruchtpluis is wit, afvallend. De vrucht is smal cylindrisch, beneden nauwelijks versmald, boven stomp, lichtbruin, met kleine verheven puntjes, zeer klein (circa 0,7 mM lang). 5-30 cM. O. Juli—October. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Zuid-Europa voor op vochtige plaatsen, aan slootkanten en is bij ons vrij algemeen. G. purpüreum ') L. Purperen d r o o fj^ b 1 o e m. Deze soort heeft een reclitopstaanden, onvertakten of van den voet af vertakten stengel met opstijgende takken. De liladen zijn spateivormig of de bovenste lijnvormig, meest stomp met stel<elpuntje. Zij zijn van onderen wollig, van boven groen, zittend of de lagere in een bladsteel versmald. De hoofdjes staan in een eindelingschen, soms bebladerden, vaak afgebroken tros. Soms staan de onderste verder af. De omwindselbiaadjes zijn geelbruin of purper, lancetvormig- langwerpig, spits, de buitenste zijn aan den voet wollig. De vruchtjes zijn ruw en dragen aan den voet vereenigde vruchtpluisharen. 0 en ^. Juli—September. Voorkomen. De plant behoort thuis in Noord-Amerika en is bij Apeldoorn aangevoerd waargenomen. IJ. Helicliry Slim-) Gaertn. H. arenarium') (Gnaphalium arenarium L.). Stroobloem (fig. 451). Deze plant is wollig viltig. Uit den wortelstok komen korte, niet bloeiende en onver- takte, kruidachtige, rechtopstaande of opstijgende, bebladerde, bloemdragende stengels. De bladen staan verspreid, zijn vlak, aan weerszij


Size: 1386px × 1803px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants