. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië. jnen voorzien; zij worden t o e k a n gsoengging genoemd. De eerste arbeid bij het eigenlijke batikken is het met was, metbehulp van de tjanting aanbrengen van de contourlijnen, het vervaardigen dus van de schets (rèngrèngan of klowongan;rèng = lat, dunne lat; rèngrèng =schets, klad, model, voorbeeld; klo-wong = de opening van een lus,hoepel, cirkel). Dat geschiedt eerst aanéén zijde van den worden de lijnen aan deandere zijde van den doek nagetrokken(tëroessan), zoodat dus het katoen aanbeide kanten dezelfde figuur vertoon


. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië. jnen voorzien; zij worden t o e k a n gsoengging genoemd. De eerste arbeid bij het eigenlijke batikken is het met was, metbehulp van de tjanting aanbrengen van de contourlijnen, het vervaardigen dus van de schets (rèngrèngan of klowongan;rèng = lat, dunne lat; rèngrèng =schets, klad, model, voorbeeld; klo-wong = de opening van een lus,hoepel, cirkel). Dat geschiedt eerst aanéén zijde van den worden de lijnen aan deandere zijde van den doek nagetrokken(tëroessan), zoodat dus het katoen aanbeide kanten dezelfde figuur ngisèni, dat daarna volgt (van:isi = vullen), is het opvullen of aan-vullen der schets met allerlei kleineornamenten, welke de teekening ietwatverlevendigen, en binnen de contour-lijnen van een figuur worden aange-bracht. Men noemt die opvul- of aanvul-orna-menten gewoonlijk isèn; in de JavaanscheVorstenlanden heeft men daarvan de volgende soorten:54 Fig. 34. Figuur van kleed toont het patroonpolèngibintoeloeadji. (blz. 57).. Fig. 33. Het maken van de garissan of eerste verdeellijnen. a. de tj ë tj ë k, stippellijnen, (tj ë tj ë k = stip, punt); b. s i s i k, vischschubben, (s i s i k = schub);c. tj ëtj ëk mëlik of tjëtj ëk pi toe, zeven stippels in een cirkel met een stippel in het midden;wordt met de zeventuitige tj anting bjok gemaakt, (tjetjëk = stippel; mëlik van pëlik =glinsteren, schitteren); d. gringsing, aaneengeschakeld kruismotief Igringsing is eenalgemeene benaming); e. gringsing sisik, schubben-imitatie; f. sawoet, bloembladnerven.(In hun Jav. woordenboek geven Gericke en Roorda voor sawoet op: fijne stipjes en krul-letjes in een batikfiguur); g. o wal awil, kleine kruisjes (o wal awil = heen en weer wag-gelen van iets kleins, dat los zit, zooals een tand ); h. oekel, rankvormige of krulvormige


Size: 1754px × 1424px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912