. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 32. — CARYOPHYLLACEAE. 133 open. De zacicii zijn bijna driehoekig, fijn geknobbeld, ongevleugeld, met duidelijk verdikten rand. 0,00, ook iJ-. 5-20 cM. Mei—September. Biologische bijzonderheden. De bloemen zijn slechts een dag open van circa 10 uur tot \2\,\ a 2 uur, op heldere dagen. De wijze, waarop zij zich openen en sluiten is als bij Spergula. Zij rieken zwak en vallen meer op dan die bij Spergula, zoodat dan ook het insectenbezoek grooter is. Het zijn vooral kleine bijen, wespen, sluipwespen en zweefvliegen, die komen om honig te halen en dan de
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 32. — CARYOPHYLLACEAE. 133 open. De zacicii zijn bijna driehoekig, fijn geknobbeld, ongevleugeld, met duidelijk verdikten rand. 0,00, ook iJ-. 5-20 cM. Mei—September. Biologische bijzonderheden. De bloemen zijn slechts een dag open van circa 10 uur tot \2\,\ a 2 uur, op heldere dagen. De wijze, waarop zij zich openen en sluiten is als bij Spergula. Zij rieken zwak en vallen meer op dan die bij Spergula, zoodat dan ook het insectenbezoek grooter is. Het zijn vooral kleine bijen, wespen, sluipwespen en zweefvliegen, die komen om honig te halen en dan de kruisbestuiving bewerken. Bij sterke bewol- king blijven zij al gesloten (dan openen zich die van Spergula nog wel) en dan gaan zij evenals daar den volgenden dag open, maar dan is hetzelfde gebeurd als bij Spergula is beschreven. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op zandigen grond. op bouwland, aan wegen voor. Bij ons is zij algemeen, doch bijna uitsluitend op zandgrond. S. saiina') Prsl. Zilte se h ij nsp u r rie (fig. 149). De stengel is bij deze plant liggend of opstijgend, vertakt, naar boven, evenals de bloemstelen en de kelk, klierachtig be- haard tot onbehaard. De bladen zijn aan weerszijden gewelfd, lijn- draadvormig, vleezig, stomp of een weinig spits. De steunbladen zijn breed eirond, kort, witachtig, weinig glanzend. De bloemstelen zijn na den bloeitijd teruggeslagen. De schutbladen zijn vaak kort of onontwikkeld. Meeldraden zijn er vaak slechts 3-5. De doos- vrucht is weinig langer dan de kelk. De zaden zijn geelbruin, rond-eirond, met een, door een groeve van de middenvlakte gescheiden, verdikten rand. Zij zijn fijnknobbelig, soms ook glad, ongevleugeld of alleen de onderste in de doosvrucht zijn ge- vleugeld (fig. 149). O en OO. 1-2 dM. Mei—September. Als ondersoort rekent men hiertoe 5. média-) Fr. de zeeschijnspurrie, waarbij de bladen van boven vlak zijn en de bloemstelen na den bloei rechthoekig uitstaan. Voorkomen in
Size: 1424px × 1755px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants