. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . gantfe leeven* N» Jezus vonken. fpringt myn Hert van vreugd, dus langnog onbewoogen , Befchaduv/d van een Wolk, die t verge-noegen bluft; Nu Jezus aangezigt my toe fchynd uit den hoo-gen, Krkïird al dat onweer op, en fielt myn Höoc^ z HERT E. 1229 Hoogl: V. vers 16. f jv; geheemelte Is enkele zoetigheid^ en alwat aan Hem is, is gants begeerlyk: zulkeen is myn lieffie, ja zulk een is mynvriend j gy dogters van Jer^izalenu Matth: V. vers 8. Zalig \^zyn] de reinen van hert e: wamzy zullen God zien. Joan: XX. vers 20. En dit gezegd heb


. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . gantfe leeven* N» Jezus vonken. fpringt myn Hert van vreugd, dus langnog onbewoogen , Befchaduv/d van een Wolk, die t verge-noegen bluft; Nu Jezus aangezigt my toe fchynd uit den hoo-gen, Krkïird al dat onweer op, en fielt myn Höoc^ z HERT E. 1229 Hoogl: V. vers 16. f jv; geheemelte Is enkele zoetigheid^ en alwat aan Hem is, is gants begeerlyk: zulkeen is myn lieffie, ja zulk een is mynvriend j gy dogters van Jer^izalenu Matth: V. vers 8. Zalig \^zyn] de reinen van hert e: wamzy zullen God zien. Joan: XX. vers 20. En dit gezegd hebbende toonde Hy haarzyne handen en [ zyne ] zyde. De Difcipe-len dan wierden verblyd^ als zy den Heerezagen. Hebr: IX. vers 27 en «28. Gelyk het den menfe gezet is eenmaal t&flerven ^ en daar na het oordeel: Alzoo ook Chrijius^ eenmaal geofferd zyn-de om veeier zonden weg te neemen, zal tenanderen maale zonder^ zonde gezien worden^van de geenen, die Hem verwagten tot zalig-hdd» P 3 De 230 Het OVERVLOEIJENI^ bekoorlyke Doe my uitgaan tilt het net^ dat zy voormy verborgen hebben , want ay Z^t mxnckerkte. Pf: XXXL v. 5. ^^ ^ ^ ^ Op V HERT E. ^ 23V op Figuur LXXIL ^ ak my zoo bange, ach my! befchermmy goedfte Heer, Voor s weerelds wellufl, van uw vyand uitgezonden: Toon uw gezigt, op dat zy my de rugge keer. Het lull my aan uw wil en wet te zyn ge-bonden. De klaagende ziel aan^ de weereld vaji gehegu j^ J^oe gaarne was myn ziel ten Heemel ingereezen! Maar ach! de banden zyn te (lerk en al tevafl. Zoo gy ze niet affnyd, ó onbegreepen Weezen! (Ik voel my veel te fwak} zoo blyf ik inden lafl. D Ps: CVII. vers 13. og roepende tot den HEERE in de he-nauwdheid die zy badden; verlojie Hy ze uithaare angfïen. Hy voerde ze uit de duifternïjje^ en de fcha*duwe des doods: en Hy brak baar e 4 De %2^ Het OVERTLOEIJEND LXXIILDe flrikken des Duivels.


Size: 1456px × 1716px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism