. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 49. — GERANIACEAE. — 361 G. silvaticum ') L B o s c h-o oicvaarsbek (fig. 435). Uit den dikken wortelstok komen 1 of meer krachtige, rechtopstaande, boven vertakte stengeis, die beneden met riigwaarts gekeerde, korte haren, boven met afstaande klier- haren bezet zijn. De knoopen zijn dik, vaak roodachtig. De wortelbiaden zijn langgesteeld, 7-spietig, met breed ruit- vormige, ingesneden gezaagde slippen, de stengelbladen krijgen naar boven toe kortere stelen, zijn tegenoverstaand en 5- tot 3-spletig. De oppervlakte is rimpelig en grasgroen, van onderen


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 49. — GERANIACEAE. — 361 G. silvaticum ') L B o s c h-o oicvaarsbek (fig. 435). Uit den dikken wortelstok komen 1 of meer krachtige, rechtopstaande, boven vertakte stengeis, die beneden met riigwaarts gekeerde, korte haren, boven met afstaande klier- haren bezet zijn. De knoopen zijn dik, vaak roodachtig. De wortelbiaden zijn langgesteeld, 7-spietig, met breed ruit- vormige, ingesneden gezaagde slippen, de stengelbladen krijgen naar boven toe kortere stelen, zijn tegenoverstaand en 5- tot 3-spletig. De oppervlakte is rimpelig en grasgroen, van onderen zijn zij wat bleeker. De steunbladen zijn lancet- vormig. De bloemstelen zijn rechtopstaand, 2-bloemig, langer dan de bladen, fijn behaard, de steeltjes klierachtig. De kelk- bladen zijn langwerpig, klierachtig behaard, stekelpuntig, de kroonbladen zijn gaaf, 2 a 3 maal zoolang als de kelk, rood, soms iets blauwachtig, kleiner dan bij de vorige soort. De vruchtstelen zijn rechtopstaand, de vruchtjes glad, evenals de snavel wijd afstaand behaard (fig. 435). 3-8 dM. ^. Juni— Augustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in bosschen en bergstreken in bijna geheel Europa voor en is bij ons alleen op de voormalige buitenplaats het Halder bij Valkenburg (L.) gevonden de plant daar verwilderd of in het wild voorkomt, is Geranium silvaticum Fig. 435. Of G. rotundifólium -; L. R o n d b 1 a d-o oievaarsbek (fig. 436). Deze soort komt nog al met G. pusillum en O. molle overeen, doch wijkt af door de iets grootere, roseroode, ongedeelde kroonbladen en de slechts gelobde bladen. Uit den penwortel komen uitgespreid vertakte, zacht behaarde stengels, die liggend, opstijgend of rechtopgaand zijn. De geheele plant is door afstaande haren zacht behaard en daartusschen komen naar boven klierharen voor. De onderste bladen zijn lang- gesteeld. diep nier-hartvormig, 5-7-lobbig, de hoogere zijn korter gesteeld, meest 5-lobbig, met omgekeerd-eironde lobben,


Size: 1394px × 1793px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants