. Tijdschrift over plantenziekten. arsachtig, dat komt er bij hen minder op aan. Als de eekhoorn zaden nuttigt, die in de vrucht verscholenzijn, dan moet hij natuurlijk deze vrucht eerst zoodanigmet zijne scherpe tanden bewerken, dat de zaden voorhem toegankelijk worden. Hij bijt daartoe de vrucht aan densteel af, gaat dan op een horizontalen tak op de achterpootenzitten (tig. 2, bl. 42), vrij wel recht op en meestal met den staartnaar boven, terwijl hij de voorpooten als handjes gebruikt,waarmee hij de vrucht vasthoudt en omdraait, tot hij metzijn mond de plek bereikt, die hem het meest gesch


. Tijdschrift over plantenziekten. arsachtig, dat komt er bij hen minder op aan. Als de eekhoorn zaden nuttigt, die in de vrucht verscholenzijn, dan moet hij natuurlijk deze vrucht eerst zoodanigmet zijne scherpe tanden bewerken, dat de zaden voorhem toegankelijk worden. Hij bijt daartoe de vrucht aan densteel af, gaat dan op een horizontalen tak op de achterpootenzitten (tig. 2, bl. 42), vrij wel recht op en meestal met den staartnaar boven, terwijl hij de voorpooten als handjes gebruikt,waarmee hij de vrucht vasthoudt en omdraait, tot hij metzijn mond de plek bereikt, die hem het meest geschikttoeschijnt, om met zijne snijtanden een gat in den wand I 42 te maken. Onder dit werk zijn voortdurend de voorpootjesin beweginiL^ om de vrucht, waar het noodig is, telkensweer te wenden en te keeren of te verschuiven. De eekhoorn eet zeer gaarne de zaden van deze machtig te worden, moet hij de schubben derkegels afknagen of afscheuren, naarmate de schubben diken hard of dunner zijn. Hij begint met de benedenste. Fig. 2. De eekhoren (Sciurus vulgaris /..); uit üitzema Bos en H. Bos,„Leerboek en Dierkunde, (cliché welwillend ter leen afgestaan door deuitgeversmaatschappij J. B. Wolters te Groningen). schubben te verwijderen en gaat geregeld naar boven toevoort. Men vindt (dan ook den bodem onder de naaldboomen,waar hij aan t werk is, gewoonlijk bedekt met stukkenvan schubben of met afgebeten heele schubben, en met deassen van denne- of sparrekegels, aan welke dan vaaknog de basale gedeelten der schubben zijn blijven zitten,terwijl aan den top meestal eenige schubben in haar 43 geheel overgebleven zijn (PI. I, fig. 1): tusschen deze laatstbedoelde schubben toch zitten gewoonlijk slechts kleine,slecht tot ontwikkeling gekomen zaadjes. — Het meest worden de kegels van de fijnspar (Piceaexcelsa) aangetast. Nu komen wel is waar in ons landweinige uitgestrekte bosschen van fijnsparren voor; maarvele van deze boomen vindt men in luinen en parken enlangs wegen,


Size: 1811px × 1379px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1890, bookidtijdschrifto, bookyear1895