. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. â GRAMINAE. 503 K. phieoides '; Pers. (fij,'. 439). Deze soort is bundelvormiK vertakt. Zij heeft meest verscheiden, rechtopstaande of op- stijgende stengels. De bladen hebhen kale, alleen aan de ,^ randen los lang behaarde, aanliggende scheeden en schijven, die aan de randen langharig bewimperd en vrij ruw zijn. Het tongetje (fig. 439) is circa 3 mM lang, lang behaard, in fijne slipjes verdeeld. De aarpluini is cylindrisch, 4-l5cMlang, zeldzaam gelobd, vaak naar boven wat versmald. De takken zijn kaal, rnw. De aartjes zijn circa 3 mM lang, meest 4


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 18. â GRAMINAE. 503 K. phieoides '; Pers. (fij,'. 439). Deze soort is bundelvormiK vertakt. Zij heeft meest verscheiden, rechtopstaande of op- stijgende stengels. De bladen hebhen kale, alleen aan de ,^ randen los lang behaarde, aanliggende scheeden en schijven, die aan de randen langharig bewimperd en vrij ruw zijn. Het tongetje (fig. 439) is circa 3 mM lang, lang behaard, in fijne slipjes verdeeld. De aarpluini is cylindrisch, 4-l5cMlang, zeldzaam gelobd, vaak naar boven wat versmald. De takken zijn kaal, rnw. De aartjes zijn circa 3 mM lang, meest 4-5-bloemig, meest groenachtig. De kelkkafjes (fig. 439) zijn spits, vrij wat korter dan de bloemen, aan de kiel lang gewimperd of kaal. De onderste kroonkafjes (fig. 439) zijn ruw gepunt, aan de onderste bloem donzig, met tot 2 mM lange . vaak duidelijk knievormig gebogen, tusschen de korte zijpunten ontspringende naald, de bovenste zonder naald, wel 2-puntig. ⢠. 1-4 dM. Aprilâ Juni, zelden JuliâSeptember. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt aan randen van wegen en op ongecultiveerde plaatsen in het gebied der Middellandsche Zee voor en is bij ons, bij Apeldoorn, aangevoerd, Koeleria Fig. 439. 30. Eragróstis-') Host. Liefdegras. Aartjes meest veel-en dichtbloemig, zijdelings samengedrukt. Bovenste bloeni van het aartje ook 2-slachtig, gelijk aan de andere, doch kleiner, soms weinig ontwikkeld. Kelkkafjes 1-nervig, gekield, het onderste iets korter dan het bovenste, beide veel korter dan het aartje. Onderste kroon- kafje 3-nervig, ongenaaid, hoogstens stekelpuntig, gekield, ten slotte (bij onze soorten) alleen met de vrucht afvallend. Bovenste kroonkafje met de randen naar de spil der aartjes toe omgeslagen, lepelvormig verdiept, op de kiel gewimperd, 5- tot veelnervig, met de spil der aartjes staan blijvend. Schubbetjes afgeknot. Vruchtbeginsel kaal, met aan den top een langen stijl. V^rucht bol- of eirond, ongegroefd. Aartjes to


Size: 1469px × 1701px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants