. De flora van Nederland. Plants. 526 ROSACEAE. FAMILIE 77. A. silvéster') Kosteletzky. (Spiraea Arüncus L.). Geitebaard (fig. 638). Deze plant heeft een dikken wortelstok. De bladen zijn zeer groot (2 a 3 dM), driehoekig in omtrek. De blaadjes zijn breed eirond, spits, vaak lang toegespitst, scherp dubbel gezaagd, gesteeld. De topblaadjes lijken wel op iepenbladen. De bloemen zijn kortgesteeld en hebben geelachtig-witte, kleine, langwerpige kroonbladen, terwijl de meeldraden langer zijn dan deze. 9-18 dM. Juni. De bladen der plant gelijken vee! op die van Actaea spicata. Zelden vindt me
. De flora van Nederland. Plants. 526 ROSACEAE. FAMILIE 77. A. silvéster') Kosteletzky. (Spiraea Arüncus L.). Geitebaard (fig. 638). Deze plant heeft een dikken wortelstok. De bladen zijn zeer groot (2 a 3 dM), driehoekig in omtrek. De blaadjes zijn breed eirond, spits, vaak lang toegespitst, scherp dubbel gezaagd, gesteeld. De topblaadjes lijken wel op iepenbladen. De bloemen zijn kortgesteeld en hebben geelachtig-witte, kleine, langwerpige kroonbladen, terwijl de meeldraden langer zijn dan deze. 9-18 dM. Juni. De bladen der plant gelijken vee! op die van Actaea spicata. Zelden vindt men exemplaren met alleen tweeslachtige bJoemen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Oost-Europa in vochtige bergbosschen voor en is bij ons verwilderd bij Arnhem en Nijmegen 4. Spiraéa'-) Trn. Spiraea. Aruncus silvéster Fig. 638. Bloembodem klokvormig. Kelk blijvend, 5-lobbig, zonder bijkelk. Kroonbladen 5, zelden 6-8. Meel- draden veel, door een klierring omgeven. Stijlen 3 of meer, eindelings, verdrogend. Vruchtbeginsels vrij, bovenstandig. Vruchtjes droog, meest 5 in een krans, op een schijfvormig verbreeden bloembodem ingeplant, zich naar binnen openend, niet opgeblazen, ieder met 2-11 zaden. Bloemen wit, in pluimen. Bladen enkelvoudig met kleine of zonder steunbladen. Overzicht der soorten van het geslacht Spiraea. A. Bladen onbehaard, langwerpig-lancetvormig. Pluimen dicht, zachtbehaard. B. Bladen van onderen behaard. a. Bladen van onderen, evenals de takken roestkleurig-viltig. onderste deel bebladerd. Bladen eirond-langwerpig, gezaagd langer dan de bloemkroon. S. tomentosa blz. 527. b. Bladen van onderen, evenals de takken grijsviltig. Pluim zeer dicht, lang, aan den voet weinig bebla- derd. Bladen langwerpig of elliptisch, naar voren iets gezaagd. Meeldraden dubbel zoo lang als de bloemkroon S. Doaglasii blz. 527. S. salicifólia â¢â ) L. T h e e b o o m p j e (fig. 639). Deze heester heeft geelroode, los bebladerde
Size: 1735px × 1440px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants